201402398/1/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Hoge Hexel, gemeente Wierden,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door M. Stevens-Welleweerd, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
1.1. Het plan voorziet in uitbreiding van [activiteitencentrum] dat is gevestigd aan de [locatie] en voorziet ter plaatse in dagrecreatieve voorzieningen met bijbehorende gebouwen. Het activiteitencentrum wordt geëxploiteerd door [belanghebbende A].
1.2. [appellant A] en [appellant B] wonen op ongeveer 800 m onderscheidenlijk ongeveer 1,4 km van het plangebied. Vanuit hun woningen hebben zij geen zicht op het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
1.3. [appellant A] en [appellant B] stellen belanghebbende te zijn vanwege de geluidhinder die zij ondervinden van de activiteiten die door het activiteitencentrum worden gefaciliteerd en die langs dan wel in de nabijheid van hun woningen worden ontplooid. Voorts stellen zij gevolgen te ondervinden vanwege de gevolgen die het plan heeft voor de flora en fauna, de archeologische waarden en de kwaliteit van het waterwingebied.
De Afdeling overweegt dat gelet op de afstand en de aard van de activiteiten die door [activiteitencentrum] worden georganiseerd of gefaciliteerd, die ook als normaal recreatief gebruik van het gebied kunnen worden gekarakteriseerd, de hinder van de activiteiten in de nabijheid van de woningen niet meer aan het plan is toe te rekenen. Hetzelfde geldt voor de gevolgen die het plan heeft voor de flora en fauna, de archeologische waarden en de kwaliteit van het waterwingebied, wat daar ook van zij.
Gelet op de hoofdontsluitingsroute zoals aangegeven met borden via de verharde Hexelseweg en de Bruine Hoopsweg is voorts niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de onverharde Oude Zwolseweg ter hoogte van de woningen van [appellant A] en [appellant B].
Daarnaast is, gelet op de aard van de Oude Zwolseweg en de hoofdontsluitingsroute van hun woningen via de Hexelseweg en de Bruine Hoopsweg niet gebleken dat het mogelijke parkeren door bezoekers van het activiteitencentrum aan de Oude Zwolseweg de bereikbaarheid van de woningen van [appellant A] en [appellant B] op enige wijze zal beperken. [appellant A] heeft ter zitting aangevoerd dat als hij van en naar Wierden fietst, het fietspad aan beide kanten geblokkeerd is door auto’s als gevolg van het activiteitencentrum. Wat daar ook van zij, deze omstandigheid acht de Afdeling ontoereikend om te kunnen spreken van een belang dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant A] en [appellant B] geen feiten of omstandigheden hebben aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van ongeveer 800 m onderscheidenlijk ongeveer 1,4 km van het plangebied een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
1.4. De conclusie is dat [appellant A] en [appellant B] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kunnen instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
1.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
410-812.