ECLI:NL:RVS:2015:939

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
201405877/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-vaststelling bestemmingsplan Buitengebied herziening Lichtenvoorde

Op 25 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen appellanten A en B, wonend te Lichtenvoorde, en de raad van de gemeente Oost Gelre. De zaak betreft het besluit van de raad van 29 april 2014 om het bestemmingsplan "Buitengebied herziening [locatie 1] Lichtenvoorde" niet vast te stellen. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij de raad een verweerschrift heeft ingediend. De zaak is behandeld op 16 februari 2015, waarbij de raad vertegenwoordigd was door B.G.W. Rondeel en ing. M.A.J. Bluemer, en een derde belanghebbende is gehoord, bijgestaan door mr. G.J.M. Immens.

De appellanten hebben verzocht om een bestemmingsplan vast te stellen dat het gebruik van een bijgebouw op hun perceel als recreatiewoning mogelijk maakt. De raad heeft echter besloten het plan niet vast te stellen, onder andere omdat het niet voldoet aan de maximale maatvoering van 75 m2 of 300 m3, zoals genoemd in het Streekplan Gelderland. Appellanten betogen dat deze maatvoering alleen geldt voor recreatiewoningen binnen een recreatiepark en dat het woongenot van de derde belanghebbende niet onevenredig zou worden aangetast.

De Afdeling overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat deze vrijheid terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten het plan niet vast te stellen, gezien de omvang van de beoogde recreatiewoning en de mogelijke aantasting van het woongenot van omwonenden. Het beroep van appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201405877/1/R4.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
en
de raad van de gemeente Oost Gelre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2014 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Buitengebied herziening [locatie 1] Lichtenvoorde" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door B.G.W. Rondeel en ing. M.A.J. Bluemer, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is daar [derde-belanghebbende], als partij gehoord, bijgestaan door mr. G.J.M. Immens.
Overwegingen
1. [appellant] heeft een verzoek ingediend bij het gemeentebestuur om een bestemmingsplan vast te stellen waarin het gebruik van een bijgebouw, dat aanwezig is op zijn perceel [locatie 1], als recreatiewoning wordt mogelijk gemaakt. Het deel van het perceel waar het bijgebouw staat heeft op grond van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011", nu nog de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "agrarisch bijgebouw". Met ingang van 25 oktober 2013 is een ontwerpplan, dat in de gevraagde bestemming als recreatiewoning voorzag, ter inzage gelegd. De raad heeft bij het bestreden besluit evenwel besloten het plan niet vast te stellen.
2. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
3. [appellant] betoogt onder meer dat de raad als reden om het plan niet vast te stellen ten onrechte heeft aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de maximale maatvoering van 75 m2 of 300 m3, genoemd in het Streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 (hierna: het Streekplan). De maatvoering geldt volgens hem alleen voor recreatiewoningen die binnen een recreatiepark zijn gelegen.
[appellant] betoogt verder dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het woongenot van [derde-belanghebbende], die op het naastgelegen perceel [locatie 2] woont, bij het mogelijk maken van de recreatiewoning onevenredig zou worden aangetast. Hij voert hiertoe aan dat bij de uitvoering van het plan rekening kan worden gehouden met het woongenot van [derde-belanghebbende], doordat het beoogde terras en de parkeerplaats aan de andere zijde van de recreatiewoning kunnen worden gerealiseerd. Voorts voert hij aan dat de verkeersaantrekkende werking van een recreatiewoning niet in verhouding staat tot de al bestaande verkeersdrukte op de Boschlaan. [appellant] betoogt verder dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat enige overlast inherent is aan wonen in een buitengebied.
Verder doet [appellant] een beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij hij aanvoert dat er meer recreatiewoningen zijn die groter zijn dan de maatvoering die in het Streekplan wordt gehanteerd.
3.1. De Afdeling overweegt dat het ontwerpplan zoals dat aan de raad is voorgelegd een recreatiewoning met een oppervlakte van ongeveer 80 m2, een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 7,5 meter op ongeveer 30 meter van de woning van [derde-belanghebbende] mogelijk zou maken. In het Streekplan is vermeld dat "terreinen met recreatiewoningen" gezien hun aard en functie een aan de omgeving aangepast karakter moeten hebben. Om dit te waarborgen is de hiervoor onder 3. vermelde maximale oppervlakte en maximale inhoud ten aanzien van de bouw van recreatiewoningen vastgesteld. De raad heeft ter zitting aangegeven dat, hoewel de recreatiewoning niet op een recreatiepark is gelegen en de desbetreffende norm uit het Streekplan daarom strikt genomen niet voor deze woning geldt, hij vanwege precedentwerking voor andere aanvragen van relatief grote recreatiewoningen ook voor solitaire recreatiewoningen heeft aangesloten bij de maatvoering van het Streekplan en deze motivering als eigen beleid heeft willen toepassen. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Gelet op de omvang van de woning, die - zoals de raad onbestreden heeft gesteld - gebruik door groepen tot tien personen mogelijk maakt, en de beperkte afstand tot de woning van [derde-belanghebbende] heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan zoals dat in ontwerp ter inzage is gelegd zou leiden tot een onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden.
Wat betreft het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat er in de directe omgeving sprake is van gelijke gevallen die wel tot het toestaan van een recreatiewoning hebben geleid. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel.
4. Gelet op het voorgaande heeft de raad alleen al vanwege de omvang van de beoogde recreatiewoning en de onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden die vaststelling van het ontwerpplan zou kunnen meebrengen bij de afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten het plan niet vast te stellen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling ook voor het overige geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit is genomen in strijd met het recht. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, griffier.
w.g. Helder w.g. Oudenaarden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
568-808.