201409846/2/R6.
Datum uitspraak: 19 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Ter Aar West" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 maart 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en de raad, vertegenwoordigd door W.J. Verlaan, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Thunnissen Bouw B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 80 woningen aan de westkant van het dorp Ter Aar.
3. Ter zitting heeft [verzoeker] te kennen gegeven dat zijn bezwaren over het ontbreken van een beeldkwaliteitsplan en het aspect verkeer in deze procedure geen bespreking behoeven.
4. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de 80 woningen die in het plan mogelijk worden gemaakt nabij zijn woning aan de [locatie] te Ter Aar. Hij betoogt dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Volgens [verzoeker] is niet inzichtelijk gemaakt dat met de woningbouw wordt voorzien in een actuele regionale behoefte. Daartoe voert hij aan dat uit de plantoelichting volgt dat de woningen uitsluitend worden gebouwd ter bekostiging van de transformatie van de Noordse Buurt. De woningen hebben geen relatie met het reguliere woningbouwprogramma van de regio Holland Rijnland, aldus [verzoeker].
4.1. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de voorwaarde dat er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
4.2. In de plantoelichting is ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. In de plantoelichting is vermeld dat ter bekostiging van de transformatie van de Noordse Buurt tot natuurgebied er in de gemeente Nieuwkoop 430 woningen meer worden gebouwd dan voor de eigen woningbehoefte noodzakelijk is. De raad heeft toegelicht dat de in het onderhavige plan voorziene woningen dienen ter bekostiging van deze transformatie. De raad heeft onder verwijzing naar de woonnotitie van de regio Holland Rijnland zich op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene woningen voorzien in een bovenregionale behoefte.
De woonnotitie van de regio Holland Rijnland is tot stand gekomen na intensief overleg tussen de regio Holland Rijnland en de gemeenten. Bij de woonnotitie is een planlijst opgenomen met het woningbouwprogramma van de regio Holland Rijnland. Het onderhavige woningbouwplan is daarin opgenomen als categorie 4a met 80 woningen voor de periode 2012-2019. Uit de woonnotitie en het bij de woonnotitie behorende regionaal afwegingskader woningbouwplannen blijkt dat de in categorie 4 opgenomen woningbouwplannen bedoeld zijn om een bovenlokale gebiedsontwikkeling mogelijk te maken. Deze plannen zijn bedoeld voor een bovenlokale vraag. Ze worden afgewogen en vinden doorgang los van de geraamde lokale woningbehoefte. Daarbij is vermeld dat categorie 4a woningbouwplannen bedoeld zijn voor een bovenregionale vraag.
Uit de overgelegde brief van 30 juni 2014 van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland volgt dat het college heeft ingestemd met de door de regio Holland Rijnland aangeboden woonnotitie met bijbehorende bijlagen ter verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals bedoeld in de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland. In die brief is voorts vermeld dat plannen die overeenstemmen met de woonnotitie met bijbehorende bijlagen voldoen aan het onderdeel verantwoording van de woningbouwbehoefte en regionale afstemming daarvan voor wonen van de in de Verordening ruimte opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking. Ten aanzien van de bovenregionale afstemming van plannen die als zodanig in de woonnotitie zijn opgenomen is tevens vermeld dat het college voor het deel van het programma dat boven de subregionale behoefte uitgaat, nader met de betreffende gemeenten en/of andere regio’s of provincies in overleg gaat ten behoeve van de benodigde kwantitatieve en kwalitatieve afstemming.
Gelet op het voorgaande en nu [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hetgeen in de woonnotitie is vermeld onjuist is, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Lodeweges
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2015
625.