ECLI:NL:RVS:2016:1034

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
201506716/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning nummeraanduiding garagebox en status als verblijfsobject

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe had op 3 december 2013 een nummeraanduiding toegekend aan een garagebox van [appellant]. Dit besluit werd door het college op 22 mei 2014 gehandhaafd, ondanks het bezwaar van [appellant]. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 maart 2016 behandeld. [appellant] voerde aan dat de garagebox en zijn woning samen een juridische eenheid vormen en dat de garagebox niet zelfstandig is, omdat deze niet direct bereikbaar is via de openbare weg. De Afdeling oordeelde dat de garagebox voldoet aan de definitie van een verblijfsobject volgens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet bag). De Afdeling concludeerde dat de garagebox in functioneel opzicht zelfstandig is, ondanks de juridische verbinding met de woning van [appellant].

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 april 2016.

Uitspraak

201506716/1/A3.
Datum uitspraak: 20 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Ochten, gemeente Neder-Betuwe,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2015 in zaak nr. 14/7248 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2013 heeft het college, voor zover thans van belang, aan een garagebox van [appellant] de nummeraanduiding […] toegekend.
Bij besluit van 22 mei 2014 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door E. van Amerongen, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] woont aan de [locatie] te Ochten. Hij is eigenaar van een dubbele garagebox aan de Beukenlaan.
De Beukenlaan ligt evenwijdig aan de Burgemeester H. Houtkoperlaan. Vanuit zijn tuin kan [appellant] de garagebox bereiken. De garagebox ligt op een met een hek afsluitbaar plein en maakt deel uit van een serie garageboxen.
De garagebox heeft een deur in de richting van de tuin. Aan de garagebox is de nummeraanduiding […] toegekend.
2. Het college heeft aan het besluit van 22 mei 2014 ten grondslag gelegd dat de garagebox als verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de Wet bag) is aan te merken en dat daaraan derhalve een nummeraanduiding dient te worden toegekend.
3. [appellant] komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college de garagebox terecht als verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag heeft aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat zijn woning en de garagebox samen een juridische eenheid vormen nu zij deel uitmaken van één kadastrale sectie. Verder stelt [appellant] dat de garagebox door middel van een gedeelde muur is gekoppeld aan de woning en garagebox van zijn buurman. De garagebox is derhalve niet in functioneel opzicht zelfstandig. Voorts voert hij aan dat de garagebox niet direct bereikbaar is via de openbare weg, maar via een niet-openbaar toegankelijk particulier terrein.
3.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder I, van de Wet bag wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder nummeraanduiding: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats.
Ingevolge deze aanhef en onder o wordt verstaan onder pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Ingevolge deze aanhef en onder q wordt verstaan onder verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, deelt de gemeenteraad het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
3.2. Hetgeen [appellant] aanvoert met betrekking tot de gedeelde muur ziet op de afbakening van een garagebox als pand, zoals omschreven in artikel 1, aanhef en onder o, van de Wet bag en nader uitgewerkt in het Objectenhandboek. In dit geschil staat centraal de vraag of de garageboxen zijn aan te merken als een verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag. Dit laat echter onverlet dat het college de garageboxen terecht als een in functioneel opzicht zelfstandige eenheid van gebruik heeft aangemerkt. Daartoe is het volgende van belang.
3.3. Een object is een verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag indien aan de daarin cumulatief gestelde criteria wordt voldaan. Een van die criteria is dat de eenheid van gebruik in functioneel opzicht zelfstandig is. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 726, nr. 3, blz. 6) moeten als afzonderlijk verblijfsobject worden aangemerkt objecten die, alhoewel zij een ondersteunend karakter hebben, niet onlosmakelijk met een bepaalde nabijgelegen andere eenheid van gebruik zijn verbonden, in die zin dat een directe ruimtelijke relatie daarmee ontbreekt. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij een garagebox die op enige afstand is gelegen van de woning waaraan deze ten dienste staat, aldus de toelichting.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot toekenning van een nummeraanduiding neemt het college het Objectenhandboek voor de basisregistraties adressen en gebouwen 2009 (hierna: het Objectenhandboek) als uitgangspunt. Het Objectenhandboek is een handreiking van het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor de afbakening in de praktijk van het begrip ‘verblijfsobject’. In dit handboek is de hiervoor weergegeven toelichting nader uitgewerkt. Volgens dit handboek wordt een garagebox die zo gelegen is dat niet duidelijk is bij welk woonobject deze hoort, als verblijfsobject afgebakend. Dat geldt onder meer voor garageboxen die deel uitmaken van een serie garageboxen, aldus het Objectenhandboek.
3.4. De garagebox bevindt zich op een met een hek afsluitbaar plein en maakt deel uit van een serie garageboxen. De garagebox is een kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die een eigen afsluitbare toegang heeft vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte. Anders dan [appellant] heeft gesteld, vereist de wettelijke definitie niet dat sprake moet zijn van een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg. Nu het gebruik van een de garagebox voorts niet onlosmakelijk is verbonden met dat van de woning van [appellant] en een directe ruimtelijke relatie met de woning ten dienste waarvan de garagebox staat ontbreekt, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de garageboxen in functioneel opzicht zelfstandig zijn. Dat de garagebox juridisch gezien onderdeel uitmaakt van de woning, zoals [appellant] heeft gesteld, kan geen rol spelen bij beantwoording van de vraag of de garagebox in functioneel opzicht zelfstandig is.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Nell
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016
597.