201601299/2/R2.
Datum uitspraak: 19 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Grave,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Grave en het college van burgemeester en wethouders van Grave,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Oranje Bastion" vastgesteld. Bij besluit van 22 december 2015 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 22 woningen met bergingen en het aanleggen van een parkeerterrein.
De besluiten van 15 en 22 december 2015 zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3:30 van de Wet ruimtelijke ordening.
Tegen de besluiten van 15 en 22 december 2015 hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2016, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. M.M.H. van Kuijk, en de raad en het college, vertegenwoordigd door M.M.J. Roefs, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag en ir. A.E.M. van der Reijt, werkzaam bij Goudappel-Coffeng, zijn verschenen. Voorts zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Grond- en Bouw Bureau B.V. en [belanghebbende], respectievelijk vertegenwoordigd door ing. K. Goudzwaard en ir. H. Geertsma, beiden bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen hebben de raad en het college ter zitting nadere stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van 22 woningen aan het Oranje Bastion te Grave. De bouw van deze 22 woningen is met het besluit van 22 december 2015 vergund. [verzoekers] wonen op afstanden van ongeveer 20 en 30 m ten zuiden van het plangebied.
3. [verzoekers] vrezen parkeerhinder. Zij voeren aan dat het plan onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat geen regels zijn opgenomen over de aanleg van parkeerplaatsen. Hierdoor is niet verzekerd dat de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd. Verder had naar hun mening de raad moeten beoordelen of binnen het plangebied niet met minder woningen had kunnen worden volstaan, zodat meer parkeerruimte binnen het plangebied ontstaat. In dat geval had de parkeerbehoefte die het plan veroorzaakt, niet of minder op de openbare ruimte behoeven te worden afgewikkeld.
4. Aan de gronden binnen het plangebied is onder meer de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen, voet- en fietspaden;
b. parkeervoorzieningen;
(...).
5. De raad heeft ter bepaling van het aantal benodigde parkeerplekken voor de 22 woningen aansluiting gezocht bij de door hem vastgestelde Nota Parkeernormen 2014. Toepassing van de daarin vermelde normen brengt met zich dat in totaal 42 parkeerplekken nodig zijn voor de 22 woningen. [verzoekers] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het aantal benodigde parkeerplekken onjuist is. De raad heeft toegelicht dat van deze 42 parkeerplekken er 22 binnen het plangebied op de gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" kunnen worden aangelegd. De overige 20 parkeerplaatsen kunnen in de omgeving worden gevonden. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit bestond in de omgeving van het plangebied een maximale parkeerdruk van 58%. Na de bouw van de 22 woningen en de aanleg van de 22 parkeerplaatsen binnen het plangebied, het opheffen van een tijdelijk parkeerterrein in de omgeving en rekening houdend met de autonome groei van autobezit, zal in 2020 een parkeerdruk ontstaan van 63%. De raad stelt dat deze parkeerdruk ruimschoots acceptabel is. Hij heeft het daarom niet nodig geacht in de planregels op te nemen dat in voldoende parkeergelegenheid dient te worden voorzien. Evenmin heeft hij het nodig geacht meer ruimte binnen het plangebied vrij te houden van bebouwing.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met een parkeerdruk van 63% in de omgeving van het plangebied niet voor onaanvaardbare parkeerhinder behoeft te worden gevreesd. Gelet hierop heeft hij zich tevens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen regeling in het plan had moeten worden opgenomen die ertoe strekt dat in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien. Overigens hebben de raad en het college toegelicht dat in openbaar gebied in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied 20 extra parkeerplekken zijn of worden gerealiseerd.
Voor zover [verzoekers] betogen dat de omgevingsvergunning niet voldoet aan de bouwverordening van de gemeente Grave en aan de Nota Parkeernormen 2014, overweegt de voorzieningenrechter dat de voorschriften in de bouwverordening met betrekking tot parkeren sinds de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 op 29 november 2014 niet meer gelden. De aanvraag om de omgevingsvergunning is op 23 december 2014 ingediend en kan daarom niet worden getoetst aan de bouwverordening voor zover het de vraag betreft of in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Verder kan een omgevingsvergunning voor bouwen niet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan eisen uit het parkeerbeleid. Het betoog faalt.
6. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Hagen w.g. Van Helvoort
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2016
361.