201508152/1/A2.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 september 2015 in zaak nr. 15/1743 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2014 heeft de CSG een aanvraag van [appellante] om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 2 februari 2015 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2016, waar de CSG, vertegenwoordigd door mr. M. Zoethout, werkzaam bij het schadefonds, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] stelt dat zij op 7 februari 2014 op straat in Rotterdam is mishandeld en bedreigd. Zij is naar haar zeggen met een voorwerp, mogelijk een sleutel, gestoken. Hieraan heeft zij diverse littekens op haar lichaam overgehouden. Daarnaast is zij aan haar haren getrokken, waardoor zij een kale plek op haar hoofd heeft. Ook is zij tegen haar benen geschopt. Aan de mishandeling heeft zij blauwe plekken, nekpijn en kneuzingen overgehouden. Nadien is zij wederom door de dader bedreigd en is jus d’orange over haar heen gegooid. Sinds de bedreigingen is [appellante] bang, angstig en onzeker op straat.
2. Aan het besluit van 13 november 2014, gehandhaafd bij besluit van 2 februari 2015, heeft de CSG ten grondslag gelegd dat het door [appellante] opgelopen letsel niet kan worden aangemerkt als ernstig in de zin van artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: Wsg). Een litteken wordt volgens de CSG als ernstig letsel aangemerkt als het in het gezicht zit, en zichtbaar en ontsierend is. De kale plekken op het hoofd heeft de CSG wegens het ontbreken van foto’s niet kunnen beoordelen. Ten aanzien van de blauwe plekken, nekpijn en kneuzingen heeft de CSG zich op het standpunt gesteld dat dit letsel geen langdurige ernstige medische gevolgen heeft, maar in het algemeen tamelijk snel zonder blijvende gevolgen herstelt. Voorts heeft de CSG de psychische klachten niet kunnen beoordelen, omdat objectieve informatie van een psycholoog of psychotherapeut ontbreekt. Daarnaast heeft de CSG zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende objectieve informatie voorhanden is op grond waarvan de toedracht van het geweldsmisdrijf aannemelijk is geworden. [appellante] heeft op 12 februari 2014 bij de politie gemeld dat zij op 7 februari 2014 is mishandeld, maar heeft daarvan geen aangifte gedaan.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de CSG het letsel terecht niet als ernstig letsel heeft aangemerkt. Het voorwerp waarmee zij is bedreigd en mishandeld dient gelijk te worden gesteld met een mes dan wel een vuurwapen. De littekens van de snijwonden zijn ontsierend en herinneren haar dagelijks aan het voorval. Die littekens dienen te worden gezien als ernstig letsel in de zin van artikel 3 van de Wsg. Voorts heeft zij weliswaar geen foto’s van de kale plekken op haar hoofd aan de CSG overgelegd, maar zij heeft de kale plekken, evenals de littekens als gevolg van de snijwonden, ter zitting bij de rechtbank getoond. Daarmee heeft zij het bewijs van het ernstige letsel alsnog aangedragen. Voorts is [appellante] in behandeling bij een psycholoog.
3.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
3.2. Bij de beoordeling van aanvragen om een uitkering uit het schadefonds voert de CSG beleid, neergelegd in de zogeheten Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven van 15 december 2014 en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 15 oktober 2014.
Volgens paragraaf 1.2 van de Beleidsbundel wordt de ernst van het letsel bepaald aan de hand van de aard en de gevolgen van het letsel. Letsel is ernstig als het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft. De Letsellijst geeft vervolgens richtlijnen voor welk fysiek en psychisch letsel als ernstig moet worden aangemerkt door het opgelopen letsel in een letselcategorie in te delen.
Volgens paragraaf 1.2.4 kan de CSG ten aanzien van psychisch letsel bij verschillende geweldsmisdrijven zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel vooronderstellen. Dit doet de CSG dan op basis van de toedracht van het geweldsmisdrijf. Geweldsmisdrijven waarbij de CSG ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen zijn onder meer bedreigingen met messen of vuurwapens. Of de CSG ernstig psychisch letsel vooronderstelt, bepaalt zij uiteindelijk op basis van de omstandigheden van het geval.
3.3. [appellante] heeft ter onderbouwing van de ernst van haar verwondingen slechts enkele zwart-witfoto’s van littekens op haar arm en nek aan de CSG overgelegd. Op basis daarvan en bij gebrek aan nadere medische informatie is de CSG, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, terecht tot de slotsom gekomen dat die littekens niet als ernstig letsel moeten worden aangemerkt. Bovendien keert de CSG op grond van de Letsellijst slechts uit bij ontsierende littekens in het gezicht of als gevolg van chemicaliën of verbranding. Voor zover de littekens op de arm en in de nek dus al ontsierend zijn, komen deze op grond van de Letsellijst niet in aanmerking voor een uitkering uit het schadefonds. Voor zover [appellante] heeft aangevoerd dat zij de kale plekken op haar hoofd ter zitting van de rechtbank heeft laten zien, kan dit betoog evenmin slagen. Bij brief van 17 september 2014 heeft de CSG haar verzocht om foto’s over te leggen van de kale plekken op haar hoofd. Ondanks dat specifieke verzoek heeft zij die foto’s niet aan de CSG toegezonden. Om die reden is niet meer van belang, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat zij ter zitting van de rechtbank de kale plekken op haar hoofd heeft getoond, nog daargelaten dat zij daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat die verwondingen ernstig zijn. De rechtbank heeft aldus terecht geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het lichamelijke letsel van [appellante] moet worden aangemerkt als ernstig letsel.
3.4. De CSG heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] de toedracht op basis waarvan ernstig psychisch letsel wordt aangenomen, niet aannemelijk heeft gemaakt. [appellante] heeft, nog daargelaten of mishandeling met een sleutel moet worden gelijkgesteld aan rechtstreekse bedreiging met een mes of vuurwapen, niet met objectieve informatie onderbouwd dat zij met een sleutel is mishandeld. Voor zover [appellante] heeft gesteld dat zij onder behandeling is bij een psycholoog, heeft zij die stelling evenmin aannemelijk gemaakt.
3.5. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
705.