ECLI:NL:RVS:2016:1191

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
201505757/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen onbevoegdverklaring rechtbank in schadevergoeding verzoek na afwijzing exploitatievergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juni 2015, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van een verzoek om schadevergoeding. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een exploitatievergunning voor een seksinrichting in Weert, die door de burgemeester was afgewezen op basis van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob). De rechtbank oordeelde dat er geen onrechtmatig besluit of andere onrechtmatige handeling was die aan het verzoek om schadevergoeding ten grondslag lag, zoals vereist volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 april 2016 behandeld. Tijdens deze zitting was [appellant] aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders van Weert, mr. L.W.H.M. Heesen. De rechtbank had eerder al een hoorzitting gehouden in het kader van het bezwaar tegen de afwijzing van de exploitatievergunning, waaruit naar voren kwam dat [appellant] beschuldigd werd van smaad door een ambtenaar van de gemeente Weert.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen kennis heeft genomen van zijn verzoek om schadevergoeding, omdat de burgemeester een wettelijke geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. De Raad van State oordeelde echter dat [appellant] niet kon aantonen dat zijn schade het gevolg was van een onrechtmatig besluit of handeling zoals bedoeld in de Awb. De rechtbank had zich terecht onbevoegd verklaard en [appellant] moest zijn vordering bij de burgerlijke rechter indienen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201505757/1/A2.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juni 2015 in zaak nr. 14/3582 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Procesverloop
De rechtbank heeft zich bij mondelinge uitspraak van 23 juni 2015 onbevoegd verklaard om van een verzoek van [appellant] om schadevergoeding kennis te nemen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. L.W.H.M. Heesen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 26 juli 2013 heeft een cliënte van [appellant] bij de burgemeester van Weert een exploitatievergunning aangevraagd ten behoeve van een seksinrichting in Weert. De burgemeester heeft deze aanvraag mede op basis van een advies op grond van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: wet Bibob) afgewezen. In het kader van de behandeling van het bezwaar tegen deze afwijzing heeft op 23 juli en 27 augustus 2014 een hoorzitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van uitlatingen van [appellant] op deze hoorzitting heeft een ambtenaar van de gemeente Weert tegen hem aangifte gedaan van smaad.
Bij verzoekschrift van 12 november 2014 heeft [appellant] de rechtbank verzocht op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de gemeente Weert te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te lijden ten gevolge van onrechtmatig handelen van de burgemeester van Weert. Volgens het verzoekschrift heeft de burgemeester vertrouwelijke informatie die [appellant] hem in de bezwaarprocedure heeft gegeven aan de hiervoor vermelde ambtenaar gegeven, zodoende zijn geheimhoudingsplicht geschonden en daardoor onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld.
2. Aan haar oordeel heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat zij geen kennis kan nemen van het verzoek van [appellant], nu niet is gebleken dat aan dat verzoek om schadevergoeding een onrechtmatig besluit of een besluit ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb ten grondslag ligt.
3. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen kennis heeft genomen van zijn verzoek om het bestuur te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden. Hij voert aan dat hij schade lijdt doordat de burgemeester een wettelijke geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat daarop de Awb van toepassing is.
4.1. In hoger beroep heeft [appellant] evenmin een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb aangewezen ten gevolge waarvan hij stelt schade te hebben geleden. Nu gesteld noch gebleken is dat de schade die [appellant] stelt te hebben geleden het gevolg is van een in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb vermelde schadeoorzaak, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat zij geen kennis kon nemen van zijn verzoek. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard. [appellant] kan ten aanzien van de schade die hij stelt te hebben geleden uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Borman w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
507.