201505757/1/A2.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juni 2015 in zaak nr. 14/3582 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Procesverloop
De rechtbank heeft zich bij mondelinge uitspraak van 23 juni 2015 onbevoegd verklaard om van een verzoek van [appellant] om schadevergoeding kennis te nemen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. L.W.H.M. Heesen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 26 juli 2013 heeft een cliënte van [appellant] bij de burgemeester van Weert een exploitatievergunning aangevraagd ten behoeve van een seksinrichting in Weert. De burgemeester heeft deze aanvraag mede op basis van een advies op grond van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: wet Bibob) afgewezen. In het kader van de behandeling van het bezwaar tegen deze afwijzing heeft op 23 juli en 27 augustus 2014 een hoorzitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van uitlatingen van [appellant] op deze hoorzitting heeft een ambtenaar van de gemeente Weert tegen hem aangifte gedaan van smaad.
Bij verzoekschrift van 12 november 2014 heeft [appellant] de rechtbank verzocht op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de gemeente Weert te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te lijden ten gevolge van onrechtmatig handelen van de burgemeester van Weert. Volgens het verzoekschrift heeft de burgemeester vertrouwelijke informatie die [appellant] hem in de bezwaarprocedure heeft gegeven aan de hiervoor vermelde ambtenaar gegeven, zodoende zijn geheimhoudingsplicht geschonden en daardoor onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld.
2. Aan haar oordeel heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat zij geen kennis kan nemen van het verzoek van [appellant], nu niet is gebleken dat aan dat verzoek om schadevergoeding een onrechtmatig besluit of een besluit ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb ten grondslag ligt.
3. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen kennis heeft genomen van zijn verzoek om het bestuur te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden. Hij voert aan dat hij schade lijdt doordat de burgemeester een wettelijke geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat daarop de Awb van toepassing is.
4.1. In hoger beroep heeft [appellant] evenmin een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb aangewezen ten gevolge waarvan hij stelt schade te hebben geleden. Nu gesteld noch gebleken is dat de schade die [appellant] stelt te hebben geleden het gevolg is van een in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb vermelde schadeoorzaak, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat zij geen kennis kon nemen van zijn verzoek. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard. [appellant] kan ten aanzien van de schade die hij stelt te hebben geleden uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Borman w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
507.