201505179/1/A2.
Datum uitspraak: 20 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wergea, gemeente Leeuwarden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2015 in zaak nr. 14/4838 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (voorheen: het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim).
Procesverloop
Bij brief van 24 oktober 2014 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit naar aanleiding van zijn verzoek om erkenning van aansprakelijkheid.
Het college heeft deze brief doorgestuurd naar de rechtbank, omdat het volgens het college moet worden opgevat als een beroepschrift wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 5 juni 2015 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Bij brief van 5 juni 2014 heeft [appellant] het college aansprakelijk gesteld voor de door hem gemaakte advocaatkosten en kosten wegens gederfde inkomsten als gevolg van de invordering van verbeurde dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Boarnsterhim, terwijl de rechtsvordering reeds was verjaard.
Bij brief van 11 juni 2014 heeft het college aan [appellant] medegedeeld dat het deze aansprakelijkheid niet zal aanvaarden. Bij brief van eveneens 11 juni 2014 heeft het college [appellant] medegedeeld dat de behandeling van de claim, zonder de aansprakelijkheid van de gemeente op voorhand te erkennen, is verzonden naar de verzekeraar tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid. Bij brief van 27 augustus 2014 heeft het college [appellant] medegedeeld dat de bij brief van 11 juni 2014 gedane afwijzing van de aansprakelijkstelling prematuur was, omdat iedere aansprakelijkstelling standaard wordt gemeld bij de aansprakelijkheidsverzekeraar.
Bij brief van 17 juni 2014 heeft [appellant] het college medegedeeld dat de invordering van dwangsommen een bestuursrechtelijke aangelegenheid is en heeft het college verzocht binnen de wettelijke termijn een besluit over de aansprakelijkheid te nemen.
Bij brief van 9 oktober 2014 heeft [appellant] het college nogmaals verzocht binnen twee weken een besluit te nemen.
Bij brief van 24 oktober 2014 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoeken van 5 juni 2014 en 9 oktober 2014. [appellant] verzoekt het college dit besluit alsnog binnen de wettelijke termijn te nemen.
Het college heeft deze brief doorgestuurd naar de rechtbank, omdat het volgens het college moet worden opgevat als een beroepschrift wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
2. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen omdat de burgerlijke rechter daartoe bevoegd is. Uit de bevoegdheid van de burgerlijke rechter om kennis te nemen van het geschil omtrent de invordering van verbeurde dwangsommen vloeit tevens de bevoegdheid voort om kennis te nemen van geschillen over de aansprakelijkheid voor gestelde schade die daarmee verband houdt en het volgens [appellant] niet tijdig beslissen hierover, aldus de rechtbank.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard van het onderhavige geschil kennis te nemen. De rechtbank was bevoegd kennis te nemen van het geschil over de aansprakelijkheid voor gestelde schade, omdat het besluit waarmee deze schade verband houdt een besluit is waartegen beroep bij de bestuursrechter openstaat.
3.1. De Afdeling overweegt, zoals onder meer volgt uit haar uitspraak van 6 mei 1997, zaak H01.96.0578/Q1 (JB 1997/118 en AB 1997, 229), dat de bestuursrechter slechts bevoegd is kennis te nemen van een beroep tegen een zogeheten zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over het beroep tegen de beweerdelijk schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf.
3.2. [appellant] heeft het college aansprakelijk gesteld voor schade door de invordering van verbeurde dwangsommen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat gezien artikel 5:33, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in verbinding met artikel 5:26, derde lid, van die wet, zoals deze luidden ten tijde van belang, de burgerlijke rechter bevoegd is kennis te nemen van een geschil over de invordering van verbeurde dwangsommen. Ingevolge artikel IV, eerste lid, van de Vierde tranche van de Awb, blijft het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing, omdat in dit geval een last onder dwangsom is opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor dat tijdstip. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit de bevoegdheid van de burgerlijke rechter om kennis te nemen van een geschil over de invordering van verbeurde dwangsommen, zoals de burgerlijke rechter ook heeft gedaan, voortvloeit dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil over de aansprakelijkheid voor gestelde schade die daarmee verband houdt en het volgens [appellant] niet tijdig beslissen hierover. De rechtbank heeft zich derhalve terecht onbevoegd geacht van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Verheij w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2016
85-809.