201505863/1/R2.
Datum uitspraak: 11 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Kruiningen, gemeente Reimerswaal,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2015 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een wijzigingsplan vast te stellen waarmee de bestemming "Bedrijf" op een perceel aan de [locatie 1], kadastraal bekend als sectie G, nummer 3410, (hierna: het betrokken perceel) wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen", afgewezen.
Bij besluit van 28 mei 2015, kenmerk 15.012217, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [eigenaar A] en [eigenaar B], eigenaren van het betrokken perceel, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2016, waar het college, vertegenwoordigd door M.J. Baas en J.R. Snoek, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 2] te Kruiningen. [appellant] heeft op 3 november 2014 een verzoek ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan "Kruiningen" ten behoeve van het toekennen van de bestemming "Wonen" aan het betrokken perceel, dat naast zijn woning ligt. De eigendom van het betrokken perceel heeft [appellant] op 1 september 2011 overgedragen aan [eigenaar A] en [eigenaar B]. In de akte van levering ten behoeve van de eigendomsoverdracht is neergelegd dat [appellant] door en voor zijn rekening een procedure zal starten om te bereiken dat de onder het geldende bestemmingplan "Kruiningen" aan het betrokken perceel toegekende bestemming "Bedrijf" zal worden gewijzigd in een woonbestemming. In de akte van levering staat dat wanneer de gemeente Reimerswaal aan het betrokken perceel een woonbestemming heeft toegekend, de kopers binnen vier weken nadat het besluit is genomen aan [appellant] een bedrag van € 85.000,00 betalen.
2. Aan het besluit van 29 mei 2015, tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar, is het volgende ten grondslag gelegd. De gronden waarop het verzoek van [appellant] betrekking heeft, heeft hij niet meer in eigendom. Volgens het college heeft [appellant] weliswaar een financieel belang bij het wijzigen van de bestemming, voortvloeiend uit de akte van levering, maar heeft ook de huidige eigenaar een belang, nu het diens eigendom en bouwmogelijkheden op het betrokken perceel betreft. Ter zitting heeft het college in dit verband toegelicht dat deze eigenaren een andere bestemming wensen dan de woonbestemming waar [appellant] om heeft verzocht. Om die reden had [appellant] bij het bezwaarschrift ook een machtiging van de eigenaren van het betrokken perceel moeten overleggen. Nu [appellant], ook nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen machtiging van de huidige eigenaren heeft overgelegd, is het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk, aldus het college.
3. [appellant] betoogt dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat hij belanghebbende is bij het besluit op zijn verzoek om vaststelling van een wijzigingsplan voor het betrokken perceel.
3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.2. [appellant] is eigenaar en bewoner van de aan het betrokken perceel grenzende woning. Reeds hierom is zijn belang rechtstreeks bij een besluit om al dan niet een wijzigingsplan voor het betrokken perceel vast te stellen betrokken. Hij is derhalve belanghebbende bij het besluit op zijn verzoek om een wijzigingsplan voor het betrokken perceel af te wijzen. Dat de huidige eigenaren van het betrokken perceel in plaats van de bestemming "Wonen" een andere bestemming wensen, maakt niet dat [appellant] reeds daarom door de weigering een wijzigingsplan voor het betrokken perceel vast te stellen niet rechtstreeks in zijn belang wordt geraakt. Tegen dat besluit kon hij derhalve krachtens artikel 8:1, gelezen in samenhang met artikel 7:1, van de Awb en artikel 3.9a, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening bezwaar maken. Voorts is niet gebleken dat [appellant] niet heeft voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gestelde vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar. Het college heeft het bezwaar van [appellant] derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.1. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft reeds hierom geen bespreking. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Dit betekent dat het college met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal van 28 mei 2015, kenmerk 15.012217;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Koeman w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2016
325-820.