ECLI:NL:RVS:2016:1282

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
201309182/4/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met bestemmingsplan en exploitatieplan Lelystad - Larserknoop

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 mei 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door Barenza Hoeve B.V., gevestigd te Lelystad, tegen de raad van de gemeente Lelystad. De aanleiding voor het verzoek was de vaststelling van het bestemmingsplan "Lelystad - Larserknoop (reparatie)" en het exploitatieplan "Lelystad-Larserknoop" door de raad op 11 juni 2013. Barenza BV vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat een deel van haar gronden met de bestemming "Verkeer" zou worden onteigend, in het kader van een besluit van het college tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 25 april 2016, waarbij Barenza BV werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.W.M. Hagelaars. De raad werd vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter en A. te Lindert-Hummeling. Ook andere partijen, zoals het college van gedeputeerde staten van Flevoland en de Dienst Wegverkeer, waren aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van Barenza BV voor een deel spoedeisend was, maar dat voor het overige geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter weegt de belangen van Barenza BV tegen de belangen van de gemeente en andere betrokken partijen, en concludeert dat het belang van de gemeente bij de aanleg van de ontsluitingsweg zwaarder weegt. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak benadrukt dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201309182/4/R2.
Datum uitspraak: 2 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Barenza Hoeve B.V., gevestigd te Lelystad,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Lelystad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2013, nr. 131034341, heeft de raad het bestemmingsplan "Lelystad - Larserknoop (reparatie)" vastgesteld. Tevens heeft de raad bij besluit van 11 juni 2013, nr. 131031924, het exploitatieplan "Lelystad-Larserknoop" vastgesteld.
Bij tussenuitspraak van 14 oktober 2015, nrs. 201309182/1/R2 en 201307579/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twintig weken de in de tussenuitspraak omschreven gebreken te herstellen.
Bij besluit van 23 februari 2016, nr. 161794092, heeft de raad het bestemmingsplan "Lelystad - Larserknoop (reparatie)" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Barenza BV beroep ingesteld.
Barenza BV heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 april 2016, waar Barenza BV, vertegenwoordigd door [gmeachtigde], bijgestaan door mr. J.W.M. Hagelaars, advocaat te Nijmegen, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter, werkzaam bij de gemeente, en A. te Lindert-Hummeling, zijn verschenen. Voorts zijn het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: het college), vertegenwoordigd door mr. ir. J.P. van Damme, werkzaam bij de provincie, en Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW), vertegenwoordigd door mr. H. Pasman, bijgestaan door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij tussenuitspraak van 14 oktober 2015, nrs. 201309182/1/R2 en 201307579/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twintig weken de in het besluit van 11 juni 2013, nr. 131034341, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lelystad - Larserknoop (reparatie)" geconstateerde gebreken te herstellen. Daartoe heeft de raad bij besluit van 23 februari 2016 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De raad heeft onder meer ten aanzien van een deel van de gronden van Barenza BV de bestemming "Verkeer" gewijzigd in de bestemming "Groen" in verband met een versmalling van het wegprofiel ter plaatse. Het plan voorziet voorts onder meer in een nieuw bedrijventerrein en een ontsluitingsweg op gronden die thans nog deels agrarisch in gebruik zijn. Het plangebied ligt tussen de rijksweg A6 en het vliegveld Lelystad met het aangrenzende gezoneerde industrieterrein waarop onder meer het terrein van de RDW is gelegen. Barenza BV heeft gronden in het plangebied.
3. Barenza BV beoogt met haar verzoek te voorkomen dat een deel van haar gronden met de bestemming "Verkeer" wordt onteigend. Gelet op het besluit van het college van 21 november 2015, nr. 2015002033, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Lelystad krachtens artikel 72a van de onteigeningswet, en de hiertegen lopende procedure, acht de voorzieningenrechter in zoverre een spoedeisend belang aanwezig. Voor het overige ontbreekt een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het grootste deel van de gronden in het plangebied eigendom zijn van Barenza BV, er in zoverre geen onteigening dreigt, en zij derhalve vrijelijk hierover kan beschikken. Onomkeerbare gevolgen hangende het beroep in hoofdzaak zijn in zoverre uit te sluiten. Voor ontwikkeling van de overige gronden in het plangebied die niet in eigendom zijn bij Barenza BV is nog geen aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en dit is, naar de raad ter zitting heeft bevestigd, de komende jaren ook niet te verwachten. Daarbij is gewezen op de in het exploitatieplan "Lelystad - Larserknoop" opgenomen fasering in artikel 4 van de exploitatieplanregels, waarin onder meer is bepaald dat de op de gronden voorziene werken niet mogen worden gerealiseerd en de werkzaamheden niet mogen worden verricht totdat een ontsluitingsweg is gerealiseerd. Ook in zoverre zijn onomkeerbare gevolgen op afzienbare termijn derhalve uit te sluiten.
4. Barenza BV betoogt onder meer dat gelet op de gewijzigde vaststelling van het plan ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld. Volgens haar zijn het plan en het exploitatieplan met elkaar in strijd.
4.1. De voorzieningenrechter begrijpt dit betoog van Barenza BV aldus dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), waarin is bepaald dat de raad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het betoog heeft derhalve in elk geval ook betrekking op de gewijzigde vaststelling van het plan. In zoverre volgt de voorzieningenrechter de raad niet in zijn standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu dit zou zijn gericht tegen het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan van 11 juni 2013, dat thans niet voorligt. Gezien de complexiteit van de zaak en de aard van de aangedragen gronden is de voorzieningenrechter evenwel van oordeel dat de beoordeling van de door verzoekster aangedragen aspecten nader onderzoek vergt waarvoor deze procedure zich niet leent. De vraag of vooruitlopend op die beoordeling in de hoofdzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen zal om die reden worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging.
4.2. Het belang van Barenza BV bij het treffen van een voorlopige voorziening is, naar zij ter zitting heeft toegelicht, gelegen in het verkrijgen van duidelijkheid over de te gelden bestemming alvorens tot onteigening wordt overgegaan. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat het belang van Barenza BV bij het gewijzigd vaststellen van het exploitatieplan "Lelystad - Larserknoop" niet een belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist, aangezien dit belang niet in de periode totdat uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak zal worden geschonden reeds omdat de gronden eigendom zijn van Barenza BV en zij niet heeft aangegeven deze op korte termijn te willen ontwikkelen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter bovendien op hetgeen is bepaald in artikel 6.20 van de Wro inzake de eindafrekening van een exploitatieplan. Het college heeft ter zitting aangegeven dat de aanleg van de in het plan voorziene ontsluitingsweg van groot belang is voor de ontsluiting van de in het gebied gevestigde bedrijven en organisaties, waaronder de RDW en de politieacademie. Ook is aanleg van de weg van belang in verband met de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad en de hiervoor opgestelde planning van werkzaamheden. De raad heeft dit bevestigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een groter gewicht moet worden toegekend aan dit belang dan aan het belang van Barenza BV bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat onwaarschijnlijk is dat de weg anders zal worden gesitueerd dan wel in het geheel niet zal worden aangelegd en dat slechts ter discussie staat op welke wijze en tegen welke vergoeding de weg kan worden aangelegd. In dit licht heeft de voorzieningenrechter het belang van Barenza BV meegewogen.
5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek afgewezen te worden.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, griffier.
w.g. Koeman w.g. Van Heusden
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2016
647.