201602718/2/A1.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Lewedorp, gemeente Borsele, en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 februari 2016 in zaken nrs. 15/2416, 15/2418, 15/2420, 15/2422, 15/2424, 15/2426, 15/2428, 15/2430 en 15/2432 in het geding tussen:
de Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
Procesverloop
Bij negen afzonderlijke besluiten van 20 februari 2015 heeft het college aan [verzoeker] en anderen omgevingsvergunningen verleend voor het plaatsen en in gebruik hebben van anti-hagelgeneratoren.
Bij uitspraak van 26 februari 2016 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 20 februari 2015 vernietigd en het college opgedragen binnen zes maanden nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 april 2016, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. M.J.C. Mol, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.P.T. Stapels, zijn verschenen. Voorts is daar de stichting, vertegenwoordigd door mr. W.E.H. Sloots en M.G. van der Stel, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] en anderen zijn fruittelers die gebruik maken van anti-hagelgeneratoren om de fruitoogst te beschermen tegen hagel. Omdat de rechtbank de voor de anti-hagelgeneratoren verleende omgevingsvergunningen heeft vernietigd, mogen zij op dit moment geen gebruik maken van de generatoren.
Het verzoek van [verzoeker] en anderen strekt tot schorsing van de uitspraak van de rechtbank, zodat zij gebruik kunnen blijven maken van de anti-hagelgeneratoren totdat op het hoger beroep is beslist. Zij wijzen erop dat zij sinds ongeveer negen jaar gebruik maken van anti-hagelgeneratoren. Volgens hen zijn de generatoren een waardevol middel om de oogst veilig te stellen en hebben zij er belang bij om hangende hoger beroep gebruik te kunnen blijven maken van de generatoren, omdat reeds één enkele hagelbui de oogst nagenoeg teniet kan doen.
3. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van het verzoek een belangenafweging verrichten en geen voorlopig oordeel geven over de kans van slagen van het hoger beroep.
4. Op grond van de stukken van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld of en in welke mate de anti-hagelgeneratoren schade als gevolg van hagel kunnen voorkomen. Niet bestreden zijn echter de verklaringen van een aantal van de betrokken telers dat zij sinds enkele jaren gebruik maken van de anti-hagelgeneratoren en sindsdien, anders dan daarvoor, geen schade als gevolg van hagel meer hebben geleden.
Uit de voorschriften die aan de vernietigde omgevingsvergunningen waren verbonden, volgt dat de anti-hagelgeneratoren alleen in werking zouden mogen worden gesteld in de periode vanaf 1 april tot en met 31 oktober en dat zij maximaal 30 minuten voor de dreigende hagelbui zouden mogen worden aangezet. Voorts zouden op grond van die voorschriften de anti-hagelgeneratoren niet langer in werking mogen zijn dan strikt noodzakelijk is voor het voorkomen van hagelschade aan de boomgaard. Ter zitting heeft het college toegelicht dat uit de door hem in de loop der jaren verzamelde gegevens blijkt dat een anti-hagelgenerator ongeveer zes uur per seizoen in werking is.
5. Uit het voorgaande trekt de voorzieningenrechter de conclusie dat niet op voorhand is uitgesloten dat de anti-hagelgeneratoren in enigerlei mate kunnen bijdragen aan het voorkomen van schade als gevolg van hagel en dat de generatoren slechts een beperkt aantal uren per seizoen in werking zijn. Gelet hierop is de voorzieningenrechter na afweging van alle betrokken belangen van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat hem ter zitting van de kant van de stichting geen belangen zijn gebleken die zodanig zwaar wegen dat zij aan toewijzing van het verzoek in de weg staan.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 februari 2016 in zaken nrs. 15/2416, 15/2418, 15/2420, 15/2422, 15/2424, 15/2426, 15/2428, 15/2430 en 15/2432;
II. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 251,00 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Roessel
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
457.