ECLI:NL:RVS:2016:1290

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
201602723/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving schietbaan Jachtschietbaan De Grensschutters te Luyksgestel

Op 4 mei 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de Jachtschietbaan De Grensschutters, gelegen aan de Postelscheheideweg te Luyksgestel, gemeente Bergeijk. Het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk had op 7 augustus 2013 geweigerd handhavend op te treden tegen de schietbaan, maar dit besluit werd later ingetrokken na bezwaar van omwonenden. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde op 11 maart 2016 het beroep van de omwonenden gegrond en vernietigde het besluit van het college, wat leidde tot hoger beroep van zowel de vereniging als het college.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld op 28 april 2016. De vereniging en het college stelden dat er een spoedeisend belang was bij het niet hoeven nemen van een nieuw besluit op bezwaar totdat de hoger beroepen zijn beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de schietbaan al 40 jaar legaal op het perceel aanwezig is en dat er slechts vier schietdagen gepland zijn tot oktober 2016. De belangenafweging leidde tot de conclusie dat de verzoeken moesten worden toegewezen, en het college werd opgedragen geen nieuw besluit op bezwaar te nemen totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het griffierecht van € 503,00 aan de vereniging moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 mei 2016.

Uitspraak

201602723/2/A1.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. Jachtschietbaan De Grensschutters (hierna: de vereniging), gevestigd te Luyksgestel, gemeente Bergeijk,
2. het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 maart 2016 in zaak nr. 14/825 in het geding tussen:
[wederpartij] en anderen
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2013 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen de schietbaan van de vereniging op een perceel aan de Postelscheheideweg te Luyksgestel.
Bij besluit van 27 januari 2014 heeft het college naar aanleiding van het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar het besluit van 7 augustus 2013 ingetrokken en opnieuw geweigerd handhavend op te treden.
Bij uitspraak van 11 maart 2016 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 januari 2014 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit moet nemen binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben de vereniging en het college hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 april 2016, waar de vereniging, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], vergezeld door J. van den Bos, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Boom, zijn verschenen. Voorts is daar [wederpartij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De vereniging heeft op het perceel aan de Postelscheheideweg een schietbaan. [wederpartij] en anderen wonen in de omgeving van de schietbaan en hebben last van het schietgeluid. Zij hebben het college verzocht daartegen handhavend op te treden. Bij het besluit op bezwaar heeft het college geweigerd dat te doen. Volgens het college vinden in de inrichting weliswaar activiteiten plaats die afwijken van de verleende omgevingsvergunning, maar bestaat concreet zicht op legalisering, omdat de vereniging voor die activiteiten op 2 januari 2014 een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend.
De rechtbank heeft het door [wederpartij] en anderen tegen het besluit op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, omdat het college zich naar haar oordeel ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er ten tijde van het nemen van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond. Volgens de rechtbank was er op dat moment geen akoestisch rapport beschikbaar, zodat het college niet kon menen dat er geen beletstel voor de verlening van de aangevraagde omgevingsvergunning was. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de inrichting per 1 januari 2016 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer valt en dat het college in het nieuw te nemen besluit op bezwaar onderzoek dient te doen naar de naleving door de vereniging van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit.
3. De verzoeken van het college en de vereniging strekken ertoe dat het college geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat op de hoger beroepen is beslist.
4. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van de verzoeken een belangenafweging verrichten en geen voorlopig oordeel geven over de kans van slagen van de hoger beroepen.
5. Anders dan [wederpartij] en anderen ter zitting hebben gesteld, hebben het college en de vereniging een spoedeisend belang bij hun verzoeken. Als gevolg van de aangevallen uitspraak moet het college niet alleen onderzoek doen naar de naleving door de vereniging van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit, maar dient het ook binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Dit laatste brengt met zich dat, indien uit het onderzoek zou blijken dat niet wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit, het college bij het nieuw te nemen besluit in beginsel alsnog handhavend zou moeten optreden. In hoger beroep is echter juist in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit, in het bijzonder die van artikel 3.160, al op de schietbaan van toepassing zijn. Onder deze omstandigheden hebben het college en de vereniging een spoedeisend belang bij hun verzoeken.
6. Ter zitting heeft de vereniging toegelicht dat de schietbaan al 40 jaar legaal op het perceel aanwezig is. In mei en juni 2016 zijn in totaal nog vier schietdagen gepland. In juli, augustus en september wordt er niet geschoten. De volgende schietdag staat gepland voor begin oktober. De vereniging heeft verder toegelicht dat het van belang is dat de vereniging de schietbaan mag blijven gebruiken, onder meer omdat de houder van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie minimaal achttien schietbeurten per jaar moet verrichten.
Ter zitting hebben [wederpartij] en anderen toegelicht dat zij niet zozeer bezwaar hebben tegen de vier schietdagen in mei en juni als zodanig, maar dat zij willen dat het college eindelijk eens optreedt tegen de geluidsoverlast van de schietbaan.
7. Na afweging van alle betrokken belangen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verzoeken moeten worden toegewezen. Daarbij neemt hij in aanmerking dat de schietbaan al 40 jaar legaal op het perceel aanwezig is, de vereniging aannemelijk heeft gemaakt dat zij er belang bij heeft dat zij de schietbaan mag blijven gebruiken totdat op de hoger beroepen is beslist en dat er tot oktober 2016 maar vier schietdagen gepland zijn. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat hij zal bevorderen dat de hoofdzaak in september 2016 op zitting zal worden behandeld.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist;
II. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan Jachtschietbaan De Grensschutters het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Roessel
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
457.