201505869/1/A3.
Datum uitspraak: 18 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2015 in zaak nr. 15/648 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) voor het verkrijgen van een chauffeurskaart afgewezen.
Bij besluit van 29 december 2014 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft de aanvraag om afgifte van een VOG ingediend, omdat hij een chauffeurskaart wil verkrijgen en de functie van taxichauffeur wil uitoefenen. Uit de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: de Wjsg) blijkt dat een VOG een verklaring is dat uit een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager, waarbij op hem betrekking hebbende justitiële gegevens worden betrokken, niet is gebleken van bezwaren tegen hem. Daarbij wordt het risico voor de samenleving in verband met de functie waarvoor de VOG is gevraagd en het belang van de aanvrager in aanmerking genomen. De minister van Veiligheid in Justitie heeft voor het beoordelen van aanvragen om afgifte van een VOG beleidsregels opgesteld.
Volgens paragraaf 3 van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2013 (Stcrt. 2013, 5409) (hierna: Beleidsregels) wordt, wanneer een aanvrager in het Justitieel Documentatiesysteem (hierna: JDS) voorkomt, de beoordeling of een VOG kan worden afgegeven verricht aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die over de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Het subjectieve criterium ziet op de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van een VOG.
2. Aan het besluit van 29 december 2014 heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat ten aanzien van [appellant] in het JDS is geregistreerd:
I. een voorwaardelijk sepot van 14 oktober 2005 wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
II. een openstaande zaak over twee feiten bestaande uit primair diefstal onder strafverzwarende omstandigheden, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal onder strafverzwarende omstandigheden en een derde feit bestaande uit medeplegen van heling; gepleegd op 11 september 2012,
III. een onherroepelijke veroordeling van 14 juni 2012 tot een werkstraf van veertig uren wegens mishandeling, en
IV. een onherroepelijke veroordeling van 8 september 2014 tot een taakstraf van dertig uren wegens eenvoudige belediging van een dienstdoende ambtenaar en bedreiging.
Volgens de staatssecretaris vormen deze feiten, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur, zodat aan het objectieve criterium is voldaan.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht het voorwaardelijk sepot van 14 oktober 2005 in zijn beoordeling heeft betrokken en zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ook de overige over [appellant] in het JDS geregistreerde justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. Voorts heeft de staatssecretaris zich volgens de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat toepassing van het subjectieve criterium, gelet op de omstandigheden van het geval, niet leidt tot afgifte van de VOG.
Objectieve criterium
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris het voorwaardelijk sepot van 14 oktober 2005 terecht in zijn beoordeling heeft betrokken. Daartoe voert hij aan dat de enkele verdenking van een strafbaar feit voldoende grondslag kan bieden voor een weigering, doch dat voor het betrekken in de beoordeling van een enkele verdenking een nadere motivering is vereist, die de staatssecretaris niet heeft gegeven. Voorts voert [appellant] aan dat het betrekken van het sepot van 14 oktober 2005 in strijd is met de onschuldpresumptie, omdat zijn schuld niet is komen vast te staan.
4.1. [appellant] heeft de overweging van de rechtbank, dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de onder 2, II tot en met IV, vermelde, over [appellant] in het JDS geregistreerde, justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur, niet bestreden. Wat ook zij van hetgeen [appellant] over het voorwaardelijk sepot van 14 oktober 2005 heeft aangevoerd, reeds op grond van de onder 2, II tot en met IV, vermelde justitiële gegevens heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan.
Subjectieve criterium
5. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat toepassing van het subjectieve criterium, gelet op de omstandigheden van het geval, niet leidt tot afgifte van de VOG. Daartoe voert hij aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet alle omstandigheden van het geval en de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan in zijn oordeel heeft betrokken.
5.1. Volgens paragraaf 3.3.1 van de Beleidsregels zijn omstandigheden van het geval die altijd bij de beoordeling van het subjectieve criterium worden betrokken de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten. In het geval dat de staatssecretaris na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden bij de beoordeling betrokken.
5.2. Ter zitting van de Afdeling is namens de staatssecretaris toegelicht dat de met toepassing van het subjectieve criterium te verrichten belangenafweging, indien het voorwaardelijk sepot van 14 oktober 2005 daarbij niet wordt betrokken, niet anders uitvalt. De staatssecretaris heeft zich naar oordeel van de Afdeling, gelet op het aantal overige over [appellant] in het JDS geregistreerde justitiële gegevens en het geringe tijdsverloop sindsdien, in redelijkheid op dat standpunt kunnen stellen. Voorts heeft de staatssecretaris zich gelet daarop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hij na weging van de omstandigheden van het geval tot een goede oordeelsvorming heeft kunnen komen en geen twijfel had over de vraag of een VOG kan worden afgegeven. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de staatssecretaris de omstandigheden waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden niet in zijn beoordeling behoefde te betrekken.
Het betoog faalt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Verheij w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016
280-819.