201505460/1/A1.
Datum uitspraak: 25 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 mei 2015 in zaken nrs. 14/2695, 14/2793, 14/2800 en 14/2816 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B], [wederpartij C] en [wederpartij D], [wederpartij E] en [wederpartij F], allen wonend te Maastricht, en [wederpartij G], gevestigd te Maastricht (hierna: [wederpartijen]),
en
het dagelijks bestuur.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2014 heeft het dagelijks bestuur aan de rechtspersoon naar Belgisch recht Infrax Limburg O.V. een vergunning verleend voor het lozen van hemelwater in de Zouw te Maastricht.
Bij uitspraak van 29 mei 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 29 juli 2014 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 februari 2016 hebben [wederpartijen] nadere stukken ingediend.
Bij brief van 18 maart 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2016, waar [wederpartij C], [wederpartij A], [wederpartij B] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. R.Th.B. Drummen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [wederpartijen] hebben geen zienswijzen over het ontwerp van het bestreden besluit naar voren gebracht. Dit brengt ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) mee dat zij uitsluitend ontvankelijk beroep konden instellen bij de rechtbank, indien het niet naar voren brengen van zienswijzen hen redelijkerwijs niet kan worden verweten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingestelde beroepen ontvankelijk zijn, omdat het niet naar voren brengen van zienswijzen [wederpartijen] redelijkerwijs niet kan worden verweten. De kennisgeving van het ontwerp zou namelijk volgens de rechtbank ten onrechte uitsluitend langs elektronische weg hebben plaatsgevonden, terwijl een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb waarbij is bepaald dat berichten van het dagelijks bestuur uitsluitend langs elektronische weg mogen worden verzonden, zou ontbreken.
2. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank hiermee miskent dat de ‘Verordening elektronisch bekendmaken van besluiten Waterschap Roer en Overmaas 2012’ (hierna: de verordening) kennisgeving via elektronische weg mogelijk maakt.
3. Ingevolge artikel 2 van de verordening is het mogelijk de bekendmaking en terinzagelegging van (ontwerp)besluiten en mededelingen van Waterschap Roer en Overmaas uitsluitend langs elektronische weg te laten plaatsvinden.
[wederpartijen] betogen dat de verordening niet verbindend is, omdat het waterschapsblad waarin de verordening bekend is gemaakt in strijd met artikel 73, tweede lid, van de Waterschapswet niet op algemeen toegankelijke wijze beschikbaar is gebleven. Bovendien is de verordening niet in een huis-aan-huisblad dat bij hen wordt bezorgd gemeld.
4. De Afdeling merkt allereerst op dat voor verbindendheid van de verordening ingevolge artikel 73, eerste lid, van de Waterschapswet uitsluitend bekendmaking in het waterschapsblad is vereist. Dat het besluit tot vaststelling van de verordening niet is gemeld in een bij [wederpartijen] bezorgd huis-aan-huisblad betekent dus niet dat de verordening niet zou verbinden.
Voor zover volgens [wederpartijen] voor die verbindendheid van belang is dat artikel 73, tweede lid, vereist dat het waterschapsblad met de verordening na elektronische uitgifte op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar moet blijven, stelt de Afdeling vast dat de verordening onder meer beschikbaar is gebleven op de website www.overheid.nl onder de lokale wet- en regelgeving, en op de website van het waterschap www.overmaas.nl, zowel onder "Regels en Beleid" - "Verordeningen" - "Algemeen", als via de zoekfunctie onder "Verordeningen".
Hetgeen [wederpartijen] aanvoeren geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de verordening niet gold ten tijde van de kennisgeving van het ontwerp van het bestreden besluit. De rechtbank heeft gelet hierop ten onrechte geoordeeld dat kennisgeving niet uitsluitend via elektronische weg kon plaatsvinden. In dit opzicht is er dus geen reden om [wederpartijen] niet redelijkerwijs te kunnen verwijten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht.
5. [wederpartijen] hebben voorts gesteld dat hen geen verwijt valt te maken omdat zij, in strijd met artikel 3:13 van de Awb, niet op de hoogte zijn gesteld van het ontwerp door toezending ervan. Dit standpunt is onjuist. Artikel 3:13 verplicht tot toezending van het ontwerp van een besluit aan degene tot wie het zal zijn gericht, in dit geval Infrax Limburg O.V. die de vergunning heeft gevraagd en gekregen. Het artikel verplicht niet om het ontwerp aan andere belanghebbenden, zoals [wederpartijen], te zenden.
6. Gezien het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat [wederpartijen] niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. De rechtbank heeft gelet daarop ten onrechte geoordeeld dat de beroepen ontvankelijk zijn. Het hoger beroep van het dagelijks bestuur is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen tegen het besluit van 29 juli 2014 van het dagelijks bestuur alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 mei 2015 in zaken nrs. 14/2695, 14/2793, 14/2800 en 14/2816;
III. verklaart de door [wederpartij A] en [wederpartij B], [wederpartij C] en [wederpartij D], [wederpartij E] en [wederpartij F] en [wederpartij G] bij de rechtbank ingestelde beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Michiels w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016
262-833.