201504623/1/R4.
Datum uitspraak: 27 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Swichum, gemeente Leeuwarden,
en
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te Wergea" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.F.M. Kwint en ir. T.B.J. Campmans, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter en G.H. Breukelaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan maakt de vestiging mogelijk van een dierenpension op het perceel [locatie 1] te Wergea. [appellant] woont op ongeveer 300 m afstand van het beoogde dierenpension en vreest voor geluidhinder ter plaatse van zijn woning op het perceel [locatie 2] te Swichum.
3. [appellant] voert aan dat de geluidbelasting van het dierenpension op de omgeving is onderschat. Hij stelt dat met het akoestisch onderzoek "[Dierenpension], [locatie 1], Wergea" van het geluidBuro van 14 juli 2014 (hierna: het geluidrapport), onvoldoende is aangetoond dat de in het plan voorziene inrichting aan de richtwaarden voor de geluidbelasting kan voldoen.
Ter zitting heeft [appellant] zijn beroep beperkt tot het betoog dat de bronsterkte en daarmee het piekgeluid van gelijktijdig blaffende honden is onderschat en tot het betoog dat onduidelijk is of bij de berekening van de geluidbelasting rekening is gehouden met de geluidisolatie van de gebouwen, met name met openstaande deuren of ramen. [appellant] heeft ter zitting een notitie van onderzoeksbureau LBP Sight van 30 juni 2015 (hierna: notitie van LBP Sight) overgelegd, waarin op het geluidrapport wordt ingegaan. Ter zitting is namens [appellant] toegelicht dat het een zeer theoretische benadering is dat honden niet vaak gelijktijdig zullen blaffen en dat aan deze aanname metingen ten grondslag gelegd hadden moeten worden.
4. De raad heeft uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek laten verrichten. In het geluidrapport wordt geconcludeerd dat het gemiddelde geluidniveau en het maximale geluidniveau op de gevel van de woning van [appellant] voldoen aan de richtwaarden uit de "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening" uit 1998 (hierna: de handreiking), voor het omgevingstype ‘landelijk gebied’. De raad acht de geluidhinder ten gevolge van het dierenpension op de gevel van de woning van [appellant] gelet op het voorgaande acceptabel. Daarbij acht de raad van belang dat het aantal honden en katten dat kan worden opgevangen in het dierenpension tot 150 onderscheidenlijk 100 stuks is beperkt, dat de uitlaatvelden aan de oostzijde van het erf worden gerealiseerd en dat de dieren in de avond- en nachtperiode binnen worden gehouden.
De raad heeft naar aanleiding van het beroepschrift van [appellant] een notitie van het geluidBuro van 4 augustus 2015 overgelegd (hierna: aanvullende notitie). In de aanvullende notitie staat dat het slechts incidenteel zal voorkomen dat de piek van 2, 3 of 5 blaffende honden samenvalt. Deze honden zullen zich nooit op dezelfde plek bevinden. Voorts staat in de aanvullende notitie dat gerekend is met een gemiddelde geluidisolatie van de bedrijfsgebouwen van 15 dB, hetgeen het geluidBuro realistisch acht. De raad heeft zich ter zitting voorts op het standpunt gesteld dat het reken- en meetvoorschrift geluid 2012 niet voorschrijft dat piekgeluiden gecumuleerd dienen te worden berekend. In de aanvullende notitie is verder een berekening gemaakt op basis van een worst case-scenario, daarbij is uitgegaan van een lagere geluidisolatie van de gebouwen van 10 dB, een blaf van een hond nabij een deuropening, het blaffen van een hond bij het halen en brengen op het voorterrein, en de situatie waarin 3 honden tegelijkertijd blaffen. Uit die nadere berekening volgt dat ter plaatse van de woning van [appellant] de richtwaarden op basis van het worst case-scenario niet worden overschreden.
5. Ter zitting heeft de raad betoogd dat de notitie van LBP Sight wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing dient te worden gelaten. Nu de notitie van LBP Sight een reactie is op het verweerschrift en de daarbij gevoegde aanvullende notitie, welke stukken minder dan drie weken voor de zitting zijn toegezonden, en de raad daarop ter zitting heeft kunnen reageren, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de notitie van LBP Sight wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing dient te worden gelaten.
6. Aan het perceel [locatie 1] is de bestemming "Wonen-woonboerderij" toegekend. Aan het oostelijke deel van het perceel is de aanduiding "specifieke vorm van wonen - uitlaatveld" toegekend. Aan een strook grond van ongeveer 3 m breed om deze aanduiding heen, is de aanduiding "groen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1 van de planregels zijn de voor "Wonen-woonboerderij" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met het hobbymatig houden van vee;
en tevens voor
b. een dierenpension, met dien verstande dat:
1. het aantal aanwezige honden niet meer dan 150 mag bedragen;
2. het aantal aanwezige katten niet meer dan 100 mag bedragen;
c. uitlaatvelden uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - uitlaatveld".
7. In het geluidrapport is uitgegaan van de volgens de handreiking geldende richtwaarden ter plaatse van de woning van [appellant]. Voor de dagperiode (7.00 tot 19.00u) is de richtwaarde 40 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor het maximale geluidniveau. Voor de avondperiode (19.00 tot 23.00u) zijn de richtwaarden 35 onderscheidenlijk 65 dB(A) en voor de nachtperiode (23.00 tot 7.00u) 30 en 60 dB(A).
Gelijktijdig blaffende honden
8. De Afdeling stelt voorop dat het reken- en meetvoorschrift geluid 2012 niet voorschrijft dat piekgeluiden gecumuleerd dienen te worden berekend. Niettemin kan een situatie bestaan die voor de raad aanleiding geeft nader naar piekgeluiden te kijken. De raad heeft dat in dit geval gedaan.
In het geluidrapport is een gemiddeld bronvermogen van herhalend blaffende honden van 100 dB(A) als uitgangspunt genomen. Omdat het blaffen van honden als impulsachtig geluid wordt beschouwd, is in het geluidrapport conform de handreiking vanwege de extra hinderlijkheid een toeslag van 5 dB toegepast op het berekende beoordelingsniveau.
In de aanvullende notitie wordt gesteld dat de honden slechts incidenteel gelijktijdig zullen blaffen, waarbij het piekgeluid incidenteel gelijktijdig valt. Uit de aanvullende notitie volgt voorts dat in de incidentele situatie dat de pieken van het blaffen van de honden wel gelijktijdig vallen, dit leidt tot een toename van 3 dB. Indien de 3 dB wordt opgeteld bij de berekende maximale geluidniveaus gedurende de dagperiode zoals weergegeven in tabel 3.2 van het geluidrapport dan wordt nog steeds voldaan aan de richtwaarden. Op basis van de omstandigheden omschreven in paragraaf 3.2.3 van de aanvullende notitie leidt het worst case-scenario ter plaatse van de woning van [appellant] niet tot overschrijding van de richtwaarden.
De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van hetgeen in de aanvullende notitie staat over het incidenteel optreden van gelijktijdig blaffende honden. De raad heeft in zoverre uit kunnen gaan van het geluidrapport bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het in het plan voorziene dierenpension. Nu uit de aanvullende notitie volgt dat in het worst case-scenario ter plaatse van de woning van [appellant] de richtwaarden niet zullen overschreden, ziet de Afdeling evenmin grond voor het oordeel dat de raad de geluidbelasting van het gelijktijdig blaffen van honden heeft onderschat. De raad heeft deze geluidbelasting dan ook in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten.
Het betoog faalt.
Isolatie / te openen deuren
9. In het geluidrapport staat dat ervan is uitgegaan dat de bijdrage van de honden vanuit de kennels akoestisch niet relevant is omdat de gebouwen met de kennels zodanig zijn geïsoleerd dat de geluidniveaus als gevolg van het blaffen niet relevant zijn naar de omgeving toe.
In de aanvullende notitie staat dat is gerekend met een gemiddelde geluidisolatie van de bedrijfsgebouwen van 15 dB. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel dat een dergelijke geluidisolatie in dit geval niet realistisch is binnen het voorliggende bestemmingsplan. Gelet daarop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat met het plan aan de berekende geluidwaarden en de richtwaarden ter hoogte van de woning van [appellant] kan worden voldaan.
Het betoog faalt.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. van Leeuwen-Gerkema, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Leeuwen-Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2016
472-731.