ECLI:NL:RVS:2016:1435

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
201507909/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het wijzigingsplan Hart van Noetsele en de gevolgen voor de parkeerdruk en verkeersveiligheid

Op 25 mei 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het wijzigingsplan "Hart van Noetsele". Dit wijzigingsplan, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn op 6 oktober 2015, behelst de bouw van maximaal 25 woningen in de directe omgeving van de bestaande woonwijk. Appellanten, bewoners van Nijverdal, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, met als belangrijkste argumenten de onaanvaardbare parkeerdruk en de verkeersveiligheid in de buurt.

Tijdens de zitting op 13 april 2016 hebben de appellanten hun bezorgdheid geuit over de parkeerdruk die de nieuwe woningen met zich mee zouden brengen. Ze stelden dat het college niet voldoende rekening had gehouden met de gemeentelijke parkeernormen en dat de parkeerbehoefte in de omgeving niet correct was ingeschat. Het college verdedigde zijn standpunt door te verwijzen naar de "Nota parkeernormen" en stelde dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zouden zijn, zowel op eigen erf als in de openbare ruimte.

De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten tegen de achtergrond van de gemeentelijke regelgeving en de feitelijke situatie gewogen. Het college had volgens de Afdeling terecht de parkeerbehoefte berekend en de verkeerssituatie als veilig beoordeeld. De appellanten konden niet aantonen dat de parkeerdruk onaanvaardbaar zou zijn of dat de verkeersveiligheid in het geding zou komen door de aanpassing van de verkeersstructuur.

Uiteindelijk heeft de Afdeling de beroepen ongegrond verklaard, waarmee het wijzigingsplan in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van gemeentelijke beleidsnormen en de rol van de gemeente in het afwegen van belangen bij ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201507909/1/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2015 heeft het college het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Hart van Noetsele" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2016, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, in de persoon van, respectievelijk vertegenwoordigd door [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Enschede, en het college, vertegenwoordigd door G.J.M. Fikken, M. van Sermondt-Roelofsen, en A.J. Grolleman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het wijzigingsplan
1. Het wijzigingsplan wijzigt het bestemmingsplan "Nijverdal West Noetsele" dat door de raad bij besluit van 28 oktober 2014 is vastgesteld, ter plaatse van het plandeel tussen de Ericaweg en de Bremweg. Het wijzigingsplan voorziet in nieuwbouwproject "Hart van Noetsele". Dit is een nieuwbouwproject waarin maximaal 25 woningen zijn voorzien. Voorheen was ter plaatse van het plangebied sporthal Noetsele aanwezig. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij vrezen dat de nieuwe woningen zullen leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.
Ingetrokken beroepsgronden
2. [appellant sub 2] en anderen hebben ter zitting hun beroepsgronden ingetrokken over de extra inspraakmogelijkheid, financiële uitvoerbaarheid van het plan en de procedure over het onttrekken van de Tijmweg aan de openbaarheid.
Beroepsgronden
Parkeren
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de voorziene woningbouw leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt. Zij voeren hiertoe aan dat niet wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat het college uitgaat van een te lage parkeerbehoefte van de bestaande functies in de omgeving van het plan en van een te lage parkeernorm. Volgens [appellant sub 1] is de totale parkeerbehoefte 127 parkeerplaatsen.
[appellant sub 2] en anderen hebben ter zitting gesteld dat het college uitgaat van een onjuist aantal aanwezige parkeerplaatsen ter plaatse van enkele bestaande percelen. Voorts stelt [appellant sub 1] dat het onduidelijk is of in het openbare gebied voldoende ruimte beschikbaar is voor de parkeerbehoefte. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren voorts aan dat het college parkeren aan de kant van de weg ten onrechte aanmerkt als parkeergelegenheid, terwijl dit ter plaatse leidt tot gevaarlijke situaties.
3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat hij de parkeerproblematiek heeft beoordeeld met het totaal aantal bestaande en voorziene woningen als uitgangspunt. Hij stelt dat op grond van de "Nota parkeernormen", vastgesteld door de raad bij besluit van 11 december 2012, voor 32 bestaande woningen aan de Bremweg en 9 bestaande woningen aan de Ericaweg 70 parkeerplaatsen nodig zijn. Hiervan zijn 14 parkeerplaatsen op het eigen erf gerealiseerd. In het openbare gebied zijn voor deze woningen 56 parkeerplaatsen nodig. Voor de woningbouw die het wijzigingsplan mogelijk maakt zijn 47 parkeerplaatsen nodig. Hiervan worden 22 parkeerplaatsen op het eigen erf gerealiseerd. In het openbare gebied zijn voor deze woningen 25 parkeerplaatsen nodig. In totaal zijn er 81 parkeerplaatsen nodig in het openbare gebied. Er zijn 59 openbare parkeerplaatsen aanwezig in parkeervakken. Het restant kan parkeren op de openbare weg, aldus het college.
3.2. In het wijzigingsplan zijn de bestemmingen "Verkeer - Verblijf" en "Wonen - 2" met de aanduidingen "maximum aantal wooneenheden = 11" en "maximum aantal wooneenheden = 14" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - 2" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis verbonden beroepen;
(…)
d. functies zoals gesteld onder a en b moeten in parkeergelegenheid voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de Nota parkeernormen.
Ingevolge lid 4.2, sub a, onder 1, geldt voor het bouwen van gebouwen dat het aantal woningen ten hoogste het bestaande aantal bedraagt, dan wel het aantal dat in het bouwvlak ter plaatse is aangeduid.
3.3. In de Nota parkeernormen is op pagina 7 rekening gehouden met het autobezit in de gemeente Hellendoorn. Voorts zijn voor woningen verschillende parkeernormen opgenomen. In iedere parkeernorm voor woningen is 0,3 het aandeel van bezoekers.
3.4. Het college heeft berekend wat de parkeerbehoefte is van het plan en de bestaande functies in de omgeving van het plan. Hierbij heeft het college niet de parkeerbehoefte van de snackbar meegenomen. Het college heeft toegelicht dat deze parkeerbehoefte geen beslag legt op parkeerplaatsen in de nabijheid van het plangebied, omdat bezoekers van de snackbar bij het appartementencomplex "Noetselerborg" kunnen parkeren. Het college heeft in zijn berekening de behoefte van vier parkeerplaatsen als gevolg van het parkeerverbod in de Rijssensestraat evenmin in zijn berekening betrokken. Het college heeft onbestreden toegelicht dat de parkeerplaatsen die zijn aangelegd ten tijde van het parkeerverbod in de Rijssensestraat niet nodig waren om te voldoen aan de parkeernorm. Deze parkeerplaatsen zijn daarom niet meegeteld in de parkeerbehoefte van de omgeving van het plan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte de parkeerbehoefte van de snackbar en de parkeerbehoefte als gevolg van het parkeerverbod in de Rijssensestraat niet heeft meegenomen in zijn berekening.
[appellant sub 2] en anderen hebben voorts ter zitting aangevoerd dat het college er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat op het perceel [locatie] behalve een woning ook een praktijkruimte aanwezig is. Het college had derhalve rekening moeten houden met een hoger aantal benodigde parkeerplaatsen, aldus [appellant sub 2] en anderen. Het college heeft ter zitting gesteld dat geen praktijkruimte bij de woning op dit perceel aanwezig is. De stelling van [appellant sub 2] en anderen geeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen omdat zij hun stelling niet met verifieerbare gegevens hebben onderbouwd en het college heeft toegelicht dat een voorbereidingstraject heeft plaatsgevonden waarbij hij de aanwezige functies in de omgeving in kaart heeft gebracht.
3.5. Met betrekking tot de gehanteerde parkeernormen is van belang dat die zijn vastgelegd in gemeentelijk beleid. Hierbij is rekening gehouden met de lokale omstandigheden. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte overeenkomstig de Nota parkeernormen heeft gehandeld. Het aandeel van bezoekers binnen de parkeernormen voor woningen is door het college juist toegepast. Het college heeft derhalve overeenkomstig de geldende parkeernormen de parkeerbehoefte van het plan en de functies in de omgeving van het plan berekend.
3.6. De hoeveelheid parkeerplaatsen die aanwezig moeten zijn of moeten worden gerealiseerd voor de aanwezige functies en de voorziene woningen is verder niet in geschil. Evenals het college komt [appellant sub 1] namelijk uit op 117 benodigde parkeerplaatsen als de parkeerbehoefte van de snackbar en de parkeerbehoefte als gevolg van het parkeerverbod in de Rijssensestraat niet worden meegeteld in de berekening van [appellant sub 1].
3.7. Een gedeelte van die benodigde parkeerplaatsen wordt voorzien op het eigen erf of is daar aanwezig. Voor hun stelling dat het college uitgaat van een onjuist aantal aanwezige parkeerplaatsen hebben [appellant sub 2] en anderen gewezen op de percelen Ericaweg 22 en 28a en Bremweg 1 en 15. Volgens [appellant sub 2] en anderen is de breedte naast de zijkant van de woningen op de percelen Ericaweg 22 en 28a onvoldoende voor een parkeerplaats. Dit is door het college bestreden. Hij heeft gesteld dat de breedte van het gedeelte van de percelen die als parkeerplaats worden gebruikt 2,5 m, onderscheidenlijk meer dan 1,8 m is. Ook is gewezen op het perceel Bremweg 15 waar volgens [appellant sub 2] en anderen de diepte onvoldoende is voor een parkeerplaats. Dit is eveneens bestreden door het college. Hij heeft gesteld dat de diepte van het gedeelte van het perceel dat als parkeerplaats wordt gebruikt 4,5 m is. De eigen waarneming van [appellant sub 2] en anderen geeft geen aanleiding om aan deze gegevens te twijfelen omdat zij hun stelling dat sprake is van afwijkende maten niet met verifieerbare gegevens hebben onderbouwd en het college ter zitting heeft toegelicht dat een voorbereidingstraject heeft plaatsgevonden waarbij hij de aanwezige ruimte voor parkeerplaatsen op bestaande percelen heeft vastgesteld op basis van luchtfoto’s. Tot slot gaat het college volgens [appellant sub 2] en anderen uit van een onjuist aantal parkeerplaatsen op het perceel Bremweg 1. Hiertoe voeren zij aan dat ter plaatse door vrachtwagens ten behoeve van de aanwezige transportonderneming wordt geparkeerd. Het college heeft ter zitting onbestreden gesteld dat een woonbestemming is toegekend aan dat perceel. Om die reden heeft het college geen rekening hoeven houden met vrachtwagens die ter plaatse parkeren.
3.8. De parkeerplaatsen die niet op het eigen erf worden voorzien zullen in de openbare ruimte aanwezig moeten zijn of worden voorzien. Volgens het college zijn er 59 openbare parkeerplaatsen in parkeervakken aanwezig. 22 parkeerplaatsen kunnen dus niet op een openbare parkeerplaats of eigen erf worden voorzien. Dit restant kan volgens het college parkeren op de Bremweg en Ericaweg. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat dit niet mogelijk is omdat dit volgens hen onveilig is. Het college heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de wegen overzichtelijk en voldoende breed zijn om aan de zijkant te kunnen parkeren zonder dat dit een verkeersonveilige situatie met zich brengt. Gelet op deze toelichting ziet de Afdeling geen aanleiding voor een oordeel van een andere strekking.
3.9. Gelet op het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen om aan de norm uit het gemeentelijk beleid te voldoen.
Het betoog faalt.
Behoefte
4. [appellant sub 2] en anderen betogen dat geen behoefte bestaat aan de woningen die in het plan zijn voorzien. In dit verband voeren zij aan dat marktpartijen geen belangstelling hadden om het nieuwbouwproject "Hart van Noetsele" te ontwikkelen.
4.1. Het college licht toe dat verschillende partijen belangstelling hadden om het nieuwbouwproject "Hart van Noetsele" te ontwikkelen. Deze partijen wilden het nieuwbouwproject echter op andere voorwaarden ontwikkelen dan de gemeente voorstond. Ook zou de gemeente risicodrager blijven. Om die redenen is er voor gekozen om de ontwikkeling zelf ter hand te nemen, aldus het college. Het college stelt zich op het standpunt dat niettemin behoefte is aan het plan. In dit verband wijst hij op de onderbouwing die in paragraaf 3.2.3 van de plantoelichting is opgenomen.
4.2. In paragraaf 3.2.3 van de plantoelichting wordt de regionale ruimtevraag voor de extra woningen verantwoord op basis van de woonvisie die door de raad is vastgesteld bij besluit van 3 juli 2012.
4.3. Het college heeft toegelicht waarom de gemeente heeft besloten om de ontwikkeling van het nieuwbouwproject "Hart van Noetsele" zelf ter hand te nemen. In deze toelichting is geen aanknopingspunt te vinden dat er geen behoefte is aan de voorziene woningen. Ook is in paragraaf 3.2.3 van de plantoelichting ingegaan op de behoefte aan de woningen die voorzien zijn in het plangebied. [appellant sub 2] en anderen hebben niet aangevoerd dat hetgeen hierin staat onjuist is. De Afdeling ziet om die reden geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen.
Het betoog faalt.
Ontsluiting
5. [appellant sub 2] en anderen betogen voorts dat als gevolg van dit plan een verkeersonveilige situatie ontstaat. Hiertoe voeren zij aan dat als gevolg van dit plan de Tijmweg aan het verkeer wordt onttrokken. Dit brengt met zich dat de mogelijkheid om direct van de Bremweg naar de Ericaweg te rijden verdwijnt. Als gevolg hiervan zal het verkeer om moeten rijden en neemt de verkeersintensiteit op de Bremweg en Ericaweg toe.
5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de situatie voldoende verkeersveilig is. Hij erkent dat door het onttrekken van de Tijmweg aan het verkeer voertuigen een korte afstand om moeten rijden. Het college voert aan dat de Bremweg en Ericaweg de toegenomen verkeersstroom kunnen verwerken en dat in dit gebied een maximumsnelheid van 30 km/h geldt en de wegen voldoende breed zijn.
5.2. Als gevolg van het onttrekken van de Tijmweg aan het verkeer vervalt de snellere verbinding tussen de Ericaweg en de Bremweg. Niet in geschil is dat dit tot gevolg heeft dat voertuigen een korte afstand om moeten rijden. Aangenomen dat de verkeersintensiteit op de Bremweg en de Ericaweg toeneemt, is niet aannemelijk gemaakt dat de mogelijke toename van de verkeersstromen ter plaatse zodanig is dat dit tot verkeersonveilige situaties leidt. Gelet hierop en op de toelichting van het college over de plaatselijke omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeerssituatie voldoende verkeersveilig is.
Het betoog faalt.
Groen
6. Voorts voeren [appellant sub 2] en anderen aan dat het plan een onaanvaardbare aantasting van de groenvoorziening tot gevolg heeft. Zij voeren hiertoe aan dat deze aantasting niet met het planten van nieuw groen kan worden hersteld. Ook voeren zij aan dat het college ten onrechte een onderscheid maakt tussen verschillende bomen waarbij hij sommige bomen waardevol en andere bomen niet waardevol vindt.
6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat in het plangebied groen wordt voorzien. Zo wordt voor de woningen voorzien in een strook groen met voornamelijk gras. Een aantal grote bomen wordt weliswaar gekapt, maar dit is noodzakelijk omdat die de gewenste verkaveling in de weg staat. De meest waardevolle boom is een esdoorn aan de Noetselerweg die wel wordt behouden, aldus het college.
6.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels zijn de voor "Verkeer - verblijf" aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen.
6.3. Vast staat dat thans een aantal grote populieren, lindes en enkele sierbomen ter plaatse van het plangebied aanwezig zijn. Ook staan er een aantal eiken en tulpenbomen, een esdoorn en opgaand groen.
6.4. Het college heeft een belangenafweging gemaakt. Daarbij heeft hij het belang van het ongemoeid laten van het bestaande groen en het belang dat gediend is bij het realiseren van het nieuwbouwproject "Hart van Noetsele" betrokken. Door het nieuwbouwproject te realiseren wordt in een woningbehoefte voorzien. Hierdoor verdwijnt weliswaar een gedeelte van het bestaande groen, maar het college heeft aangegeven dat enig groen wordt teruggeplant. De bestemming "Verkeer - verblijf" staat hieraan niet in de weg. [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de aantasting van het groen niet met het planten van nieuw groen kan worden hersteld. Voorts bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid een onderscheid in waardering van de verschillende aanwezige bomen heeft kunnen maken om te bepalen welke bomen moeten worden behouden. [appellant sub 2] en anderen hebben niet gemotiveerd waarom dit onderscheid onjuist is. Het college heeft gelet op het voorgaande in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van het voorzien in het nieuwbouwproject "Hart van Noetsele" dan aan het ongemoeid laten van het bestaande groen. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van de groenvoorziening tot gevolg heeft.
Het betoog faalt.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Kramer w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016
410-812.