201508196/1/R2.
Datum uitspraak: 1 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Tholen,
en
de raad van de gemeente Tholen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2015 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen - Postweg 4 Tholen" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Oord, en de raad, vertegenwoordigd door ing. P.A. Quist, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. [appellant] woont op het perceel [locatie], naast het perceel Postweg 4 (hierna: het perceel), waarop het besluit van de raad van 1 oktober 2015 betrekking heeft. Hij kan zich er niet in vinden dat aan het perceel bij het op 14 maart 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen" de bestemming "Maatschappelijk" is toegekend, omdat die bestemming veel meer mogelijk maakt dan alleen het ter plaatse bestaande kinderdagverblijf. Hij heeft tegen dat bestemmingsplan destijds geen rechtsmiddelen aangewend. Hij heeft de raad daarom gevraagd het bestemmingsplan voor dat perceel te wijzigen in die zin dat het perceel uitsluitend bestemd wordt voor een kinderdagverblijf
In het ontwerp van het bestemmingsplan was daartoe aan het perceel de bestemming "Maatschappelijk" toegekend, met daarop de aanduiding ‘kinderdagverblijf’. In artikel 3, lid 3.1 van het ontwerp van het plan was bepaald dat ter plaatse van de aanduiding ‘kinderdagverblijf’ uitsluitend een kinderdagverblijf is toegestaan.
3. [appellant] betoogt dat het besluit om het plan niet vast te stellen niet kenbaar is gemotiveerd. Voor zover de motivering van de raad zou zijn dat een kinderdagverblijf binnen de bestemming "Maatschappelijk" is toegestaan, wijst [appellant] erop dat de raad uitdrukkelijk heeft erkend dat hij niet heeft beoogd de bestemming "Maatschappelijk" aan het perceel toe te kennen bij de vaststelling van het thans geldende bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen". Voor zover de aanleiding voor het besluit zou bestaan in de bezwaren van de eigenaar van het perceel, stelt [appellant] dat een brede en kenbare belangenafweging ontbreekt en de besluitvorming niet op ruimtelijke motieven is gebaseerd, maar de raad zich ogenschijnlijk klem gezet voelt door de eigenaar van het perceel omdat die te kennen heeft gegeven niet te zullen meewerken aan een voortijdige beëindiging van het huurcontract van het ter plaatse gevestigde kinderdagverblijf als de raad de bestemming voor het perceel beperkt tot uitsluitend kinderdagverblijf. [appellant] heeft ter zitting zijn belang toegelicht. Hij stelt dat de huidige bestemmingsregeling leidt tot een lagere waarde van zijn huis. Voorts maakt deze bestemmingsregeling bepaalde functies, waaronder levensbeschouwelijke en religieuze functies, mogelijk. Hij vreest een beperking van het vrije gebruik van zijn perceel te ervaren, omdat hij bij het gebruik van zijn perceel rekening zal moeten houden met dergelijke functies op het naastgelegen perceel en zich daarop zal moeten aanpassen.
[appellant] betoogt voorts dat de raad het vertrouwensbeginsel heeft geschonden, omdat de raad hem eerst had medegedeeld dat een gemaakte fout zou worden hersteld.
4. Op 23 april 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadszicht,1e herziening" vastgesteld. In dat plan waren de gronden van het perceel uitsluitend bestemd voor een kinderdagverblijf. Op 14 maart 2013 heeft de raad vervolgens het thans voor het perceel geldende bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen" vastgesteld, waarin aan de gronden van het perceel de bestemming "Maatschappelijk" is toegekend. Daarmee is beoogd het ter plaatse bestaande kinderdagverblijf als zodanig te bestemmen. Ingevolge artikel 16, lid 16.1 van de regels van dat bestemmingsplan zijn die gronden evenwel ook bestemd voor bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen. Uit het raadvoorstel bij het bestreden besluit volgt dat het ontwerp van het plan "Kommen gemeente Tholen - Postweg 4 Tholen" erop was gericht om de bestemming voor het perceel te wijzigen in die zin dat dat perceel opnieuw uitsluitend zou worden bestemd voor een kinderdagverblijf, zoals in het voorheen geldende bestemmingsplan "Stadszicht 1e herziening" het geval was. In het raadsvoorstel staat voorts dat de kinderdagopvangorganisatie die ter plaatse van het perceel is gevestigd het college van burgemeester en wethouders heeft benaderd met het verzoek een plaats te krijgen binnen de Brede School in het Westerpoortgebouw te Tholen en dat de benodigde ruimte voor de kinderdagopvang binnen de Brede School beschikbaar is. Die omstandigheden hebben de raad aanleiding gegeven, overeenkomstig het daartoe strekkende voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het ontwerp van het plan niet vast te stellen. De raad heeft ter zitting verder toegelicht dat het bestemmen van de gronden van het perceel voor uitsluitend een kinderdagverblijf onder die omstandigheden niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is omdat bij vertrek van het ter plaatse gevestigde kinderdagverblijf de desbetreffende gronden niet voor een andere functie gebruikt zouden mogen worden, hetgeen tot leegstand van het daarop staande gebouw zou leiden.
De raad heeft hiermee, anders dan [appellant] betoogt, ruimtelijk relevante motieven ten grondslag gelegd aan zijn besluit om het ontwerpplan niet vast te stellen. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat de raad de bevoegdheid om het bestemmingsplan niet vast te stellen heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend overweegt de Afdeling dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de raad door andere dan voormelde ruimtelijke motieven is bewogen, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat in strijd met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht is gehandeld.
Gelet op de beleidsvrijheid die de raad toekomt bij het besluit om al dan niet een bestemmingsplan vast te stellen, geeft hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het belang van het voorkomen van leegstand, dat is gediend bij het niet vaststellen van het plan, niet zwaarder heeft mogen laten wegen dan de door [appellant] gestelde belangen bij vaststelling van het plan.
Wat betreft de door [appellant] gestelde mogelijke waardedaling van zijn woning ten gevolge van de aan het perceel toegekende bestemming "Maatschappelijk, overweegt de Afdeling dat die bestemming aan het perceel is toegekend bij het op 14 maart 2013 vastgestelde, thans voor het perceel geldende bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen" en de gestelde waardevermindering, wat daarvan ook zij, derhalve niet het gevolg is van het thans ter beoordeling voorliggende besluit van de raad waarbij hij heeft geweigerd het bestemmingsplan "Kommen gemeente Tholen - Postweg 4 Tholen" vast te stellen.
Het betoog faalt.
5. Over het betoog van [appellant] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad bij hem verwachtingen zijn gewekt dat het plan zou worden vastgesteld. Voorts kan, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3785, de terinzagelegging van een ontwerpplan door het college van burgemeester en wethouders niet het gerechtvaardigd vertrouwen doen ontstaan dat de raad dit dienovereenkomstig zal vaststellen. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft genomen. Het betoog faalt.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Koeman w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016
325-803.