ECLI:NL:RVS:2016:1604

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
201509423/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 8e Herziening Amstelveen Midden-West, Appellaan Notenlaan

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "8e Herziening Amstelveen Midden-West, Appellaan Notenlaan" dat op 11 november 2015 door de raad van de gemeente Amstelveen is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Amstelveen, beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 april 2016. De appellanten vrezen voor parkeer- en verkeersoverlast als gevolg van het plan, dat voorziet in de bouw van grondgebonden woningen op het terrein van een voormalige school. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak vervolgens behandeld en op 8 juni 2016 uitspraak gedaan.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De appellanten hebben verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder de claim dat zij onvoldoende gelegenheid hebben gehad om in te spreken en dat de raad niet adequaat op hun zienswijzen heeft gereageerd. De Afdeling heeft deze gronden verworpen, onder andere omdat de raad zich aan de wettelijke vereisten heeft gehouden en de inspraakprocedure correct is verlopen.

Daarnaast hebben de appellanten betoogd dat de voorziene woningbouw leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk. De raad heeft echter gesteld dat de parkeerdruk aanvaardbaar is en dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen en dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De conclusie van de Afdeling is dat het beroep ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201509423/1/R6.
Datum uitspraak: 8 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Amstelveen,
en
de raad van de gemeente Amstelveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "8e Herziening Amstelveen Midden-West, Appellaan Notenlaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2016, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], bijgestaan door mr. Th.F. Roest, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door K.S.K. Martheze, drs. A.C.M. van Mierlo en drs. P. Gillessen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Woningstichting Eigen Haard, vertegenwoordigd door N.R. Bon, als partij gehoord.
[appellant] en anderen hebben met toestemming van de Afdeling een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
2. In het plangebied staan thans een voormalige school en een gymzaal. Het plan voorziet in grondgebonden woningen op het terrein van de voormalige school. [appellant] en anderen wonen naast het plangebied op de [locatie 1] tot en met [locatie 2]. Zij vrezen onder meer voor parkeer- en verkeersoverlast als gevolg van het plan.
Ingetrokken beroepsgronden
3. [appellant] en anderen hebben ter zitting hun beroepsgronden ingetrokken over de wijzigingsbevoegdheid in artikel 12, lid 12.1, onder e en g, van de planregels en de maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals die in artikel 6, lid 6.2.1, van de planregels is geregeld.
Procedurele beroepsgronden
4. [appellant] en anderen betogen dat zij onvoldoende gelegenheid hebben gehad om in te spreken. In dit verband stellen zij dat op 27 oktober 2015 een raadscommissievergadering heeft plaatsgevonden waar zij mochten inspreken. Zij voeren aan dat zij zich hierop onvoldoende konden voorbereiden. Zij stellen in dit verband dat zij niet tijdig op de hoogte waren van de datum van deze vergadering, omdat die tijdens de herfstvakantie was aangekondigd. In hun beroepschrift staat dat de vergadering reeds rond 21 oktober 2015 was aangekondigd. Ter zitting hebben [appellant] en anderen gesteld dat de aankondiging slechts enkele dagen voorafgaande aan de vergadering is geschied. Doordat de vergadering in de herfstvakantie was aangekondigd, merkten zij de publicatie pas op 26 oktober 2015 op. Ook betogen zij dat voorafgaand aan deze vergadering ten onrechte niet het concept van de Nota van beantwoording van zienswijzen aan hen is toegestuurd.
4.1. Ingevolge artikel 5, vijfde lid, van de Verordening op de raadscommissies 2008-1, vastgesteld door de raad bij besluit van 7 oktober 2008, worden de vergaderingen behoudens in spoedeisende gevallen tijdig tevoren ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de gemeentelijke informatiepagina in het huis-aan-huisblad waarvan de gemeente zich bedient.
4.2. Volgens de raad is de raadscommissievergadering ongeveer een week van tevoren aangekondigd. Dit sluit aan bij wat in het beroepschrift van [appellant] en anderen staat. Pas ter zitting hebben [appellant] en anderen gesteld dat slechts enkele dagen van tevoren de raadscommissievergadering was aangekondigd. Om die reden gaat de Afdeling er eveneens van uit dat de raadscommissievergadering ongeveer een week van tevoren is aangekondigd. De Verordening op de raadscommissies 2008-1 eist alleen tijdige bekendmaking. Nu de raadscommissievergadering ongeveer een week van tevoren is aangekondigd is daaraan voldaan. Dat [appellant] en anderen zich onvoldoende op de raadscommissievergadering konden voorbereiden is daarom niet te wijten aan de raad. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] en anderen onvoldoende gelegenheid tot inspraak hebben gehad. Voorts valt in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad verplicht was [appellant] en anderen het concept van de Nota van beantwoording van zienswijzen toe te sturen.
Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen betogen voorts dat de raad bij de beantwoording van de zienswijzen ten onrechte de zienswijzen niet letterlijk heeft weergegeven en de beantwoording van de zienswijzen heeft geclusterd. Ook voeren zij aan dat de raad de indieners van een zienswijze ten onrechte anoniem heeft weergegeven in de Nota van beantwoording van zienswijzen. Voorts voeren zij aan dat de raad onvoldoende gemotiveerd op hun zienswijzen is ingegaan.
5.1. Geen wettelijke regeling verzet zich er tegen dat bij de beantwoording van de zienswijzen de zienswijzen niet letterlijk worden weergegeven en de indieners worden geanonimiseerd.
Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzet zich niet tegen het geclusterd beantwoorden van de zienswijzen. Ook verplicht artikel 3:46 van de Awb er niet toe dat bij het beantwoorden van de zienswijze op ieder afzonderlijk argument moet worden ingegaan. De raad is in de Nota van beantwoording van zienswijzen op alle bezwaren uit de zienswijze ingegaan. Om die reden bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat niet aan artikel 3:46 van de Awb is voldaan.
Het betoog faalt.
Inhoudelijke beroepsgronden
6. [appellant] en anderen betogen dat de voorziene woningbouw leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in hun buurt. Zij voeren hiertoe aan dat de raad van onjuiste uitgangspunten uitgaat bij het berekenen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen. Ook stellen zij dat sommige parkeerplaatsen ten onrechte zijn aangemerkt als parkeergelegenheid omdat die niet verwezenlijkt kunnen worden. Tot slot voeren [appellant] en anderen aan dat de verdeling van de parkeerplaatsen in het plangebied onlogisch is.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de parkeerdruk in het plangebied als gevolg van dit plan aanvaardbaar is.
6.2. In het plangebied is aan verschillende plandelen de bestemming "Wonen" toegekend. Ook is in het plangebied aan verschillende plandelen, waaronder de plandelen ten oosten van de gymzaal en achter de woningen van [appellant] en anderen, de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. In het zuidwesten van het plangebied is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend aan het plandeel waar thans de gymzaal staat.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. woonstraten;
b. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
i. straatmeubilair.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, onder a, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor maximaal 37 woningen met een grondgebonden karakter.
Ingevolge artikel 12, lid 12.2, onder a, kan het college van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, met inachtneming van de in artikel 14 omschreven procedureregels, het plan in die zin wijzigen dat de bestemming "Maatschappelijk" kan worden gewijzigd in de bestemming "Wonen" waarbij in maximaal 11 grondgebonden woningen mag worden voorzien.
Ingevolge lid 12.2, onder h, is een voorwaarde voor het toepassen van artikel 12, lid 12.2, onder a, dat het aantal parkeerplaatsen dient te voldoen aan de geldende parkeernota, hetgeen in de openbare ruimte, parkeerkoffers en/of het straatprofiel wordt opgelost.
6.3. In de plantoelichting staat dat parkeren ten behoeve van de gymzaal momenteel gebeurt in de omliggende woonstraten. Dit levert geen problemen op. Voorts liggen binnen de grenzen van het plangebied aan de oostzijde 12 openbare parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn aangelegd ten behoeve van de woningen [locatie 1] tot en met [locatie 2] en kunnen in aantal dan ook niet verdwijnen. Indien het nodig is, kunnen de parkeerplekken wel worden verplaatst.
In de plantoelichting is een afbeelding opgenomen waarop is ingetekend waar de parkeerplaatsen kunnen worden voorzien. In de plantoelichting staat voorts dat de ontwikkeling voldoet aan de Nota parkeernormen. Daarmee blijft de parkeerdruk in de wijk in theorie minimaal gelijk.
In de plantoelichting staat dat het mogelijk is om langsparkeerplaatsen langs de randen van de Appellaan en Notenlaan toe te voegen. Bij het vormgeven van straatprofielen dient rekening gehouden te worden met de minimale maatvoering voor trottoirs, rijbaanbreedtes, parkeervakken, bochtstralen etc. Deze maten zijn opgenomen in de standaarddetails van het ingenieursbureau van de gemeente Amstelveen.
6.4. In de Nota parkeernormen zoals die gold ten tijde van de vaststelling van het plan staat dat parkeernormen van belang zijn in geval van nieuwbouw, verbouw of functiewijziging.
6.5. De Afdeling stelt voorop dat de raad in het kader van de vaststelling van een bestemmingplan dient te beoordelen of zich reeds een parkeertekort voordoet en hoe de door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen zich daartoe verhouden.
In het plangebied zijn de bestaande gymzaal en het woningbouwproject opgenomen. Dit woningbouwproject is opgebouwd in twee fasen. De eerste fase bestaat uit de woningen zoals die in het plan bij recht mogelijk worden gemaakt. De tweede fase is de mogelijkheid om in 11 grondgebonden woningen te voorzien door het aanwenden van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 12, lid 12.1, onder a, van de planregels.
[appellant] en anderen hebben gesteld dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de parkeervraag van de gymzaal. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de parkeerplaatsen in de omliggende straten die nu door bezoekers van de gymzaal worden gebruikt als gevolg van dit plan niet komen te vervallen. Ook zijn de parkeerplaatsen die nu in gebruik zijn ten behoeve van de gymzaal niet meegeteld als parkeerplaatsen ten behoeve van het woningbouwproject. Voorts worden ten behoeve van de eerste fase in het plangebied zes parkeerplaatsen meer aangelegd dan nodig om te voldoen aan de parkeernorm. Deze parkeerplaatsen kunnen ten behoeve van de gymzaal worden gebruikt. Gelet op het voorgaande
bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de parkeervraag van de gymzaal.
Voor de eerste fase zijn in het plangebied maximaal 37 woningen toegestaan. [appellant] en anderen hebben niet bestreden dat de parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning voor de voorziene woningen moet worden gehanteerd. Op basis van deze parkeernorm zijn voor de ontwikkeling 63 parkeerplaatsen nodig. Volgens de raad worden 72 parkeerplaatsen aangelegd. In het plangebied zijn nu 12 parkeerplaatsen aanwezig die zijn aangelegd ten behoeve van de woningen van [appellant] en anderen. Die parkeerplaatsen moeten in aantal terugkomen, hetgeen de raad heeft onderkend. Er is geen reden voor de raad om dit aantal parkeerplaatsen bij te stellen overeenkomstig het gemeentelijk beleid zoals dit gold ten tijde van de vaststelling van dit plan of het geldende gemeentelijke beleid. De woningen van [appellant] en anderen worden namelijk niet verbouwd of uitgebreid en er vindt geen functiewijziging plaats.
[appellant] en anderen hebben gesteld dat sommige parkeerplaatsen ten onrechte zijn aangemerkt als parkeergelegenheid. Sommige parkeerplaatsen kunnen volgens [appellant] en anderen niet worden verwezenlijkt, omdat minicontainers moeten worden gerealiseerd en voorzieningen moeten worden getroffen zodat afvalbakken aan de weg kunnen worden neergezet en vuilnis kan worden opgehaald. De Afdeling overweegt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat door de breedte van het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" zowel parkeerplaatsen als minicontainers en voorzieningen ten behoeve van het ophalen van vuilnis kunnen worden gerealiseerd. [appellant] en anderen hebben ook aangevoerd dat zes parkeerplaatsen ten oosten van de gymzaal en de parkeerplaatsen achter hun woningen niet kunnen worden aangemerkt als parkeergelegenheid. Het gebruik van deze parkeerplaatsen leidt volgens hen tot onveilige situaties. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de plandelen met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" ten oosten van de gymzaal en ter plaatse van de parkeerplaatsen achter de woningen van [appellant] en anderen voldoende breed zijn om te voorzien in een weg met daarnaast parkeerplaatsen zonder dat dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. [appellant] en anderen voeren voorts aan dat de parkeerplaatsen aan de Appellaan te klein zijn. In dat kader stellen zij dat in ruimere parkeerplaatsen moet worden voorzien omdat de Appellaan een smalle weg is. De raad heeft gesteld dat de parkeervakken aan deze weg voldoen aan de standaardnormen die in de gemeente gelden voor afmetingen van parkeerplaatsen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat een langsparkeerplaats een afmeting moet hebben van 5,5 m bij 2 m. Het plan staat er niet aan in de weg dat parkeerplaatsen met een dergelijke afmeting worden voorzien. [appellant] en anderen hebben niet gemotiveerd waarom in ruimere parkeerplaatsen moet worden voorzien in een smalle straat. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aanleiding had moeten zien om van de standaardnormen af te wijken.
6.6. Voor de tweede fase kan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 12, lid 12.1, onder a, van de planregels worden aangewend. De opname van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan houdt in dat het eventuele gebruik daarvan in beginsel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. Om die reden dient bij de vaststelling van de wijzigingsbevoegdheid te worden onderzocht of bij de toepassing hiervan sprake is van een aanvaardbare planologische situatie. In deze situatie brengt dit met zich dat het mogelijk moet zijn om in voldoende parkeerplaatsen te kunnen voorzien op het moment dat van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Het is derhalve niet nodig dat deze parkeerplaatsen al worden voorzien op het moment dat de eerste fase van het woningbouwproject aanvangt. Artikel 12, lid 12.2, onder h, van de planregels verplicht er toe dat indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid het aantal parkeerplaatsen dient te voldoen aan de geldende parkeernota. De raad heeft toegelicht dat in totaal voor de tweede fase 19 parkeerplaatsen nodig zijn uitgaande van de parkeernorm zoals die gold ten tijde van de vaststelling van het plan. Dit is door [appellant] en anderen niet bestreden. In de eerste fase worden negen parkeerplaatsen meer gerealiseerd dan nodig om aan de parkeernorm te voldoen. De raad heeft onbestreden gesteld dat de tien extra parkeerplaatsen kunnen worden voorzien ter plaatse van de gymzaal. Hiermee heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat aan de parkeernorm kan worden voldaan. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een invulling van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is waarbij sprake is van een aanvaardbare planologische situatie.
6.7. Uit het voorgaande volgt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte. De raad heeft zich derhalve eveneens terecht op het standpunt gesteld dat de parkeerdruk als gevolg van dit plan niet toeneemt.
6.8. Het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Ook staat de voorziene woonwijk op zichzelf. Gelet op die omstandigheden hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de parkeerdruk in de omliggende wijken relevant is voor de uitkomst van de procedure. De parkeerdrukmetingen uit 2012 over de parkeerdruk in de omliggende buurten blijven daarom buiten inhoudelijke bespreking.
6.9. Aan de Appelstraat achter de woningen van [appellant] en anderen zijn 27 parkeerplaatsen voorzien. In het plan worden woningen voorzien waarvan de achterkant eveneens aan de Appelstraat ligt. De raad heeft toegelicht dat niet te verwachten is dat de bewoners van deze woningen uitsluitend in de Appelstraat zullen parkeren. In dit verband heeft hij toegelicht dat aan de voorkant van de woningen eveneens geparkeerd kan worden, omdat daar 23 parkeerplaatsen zijn voorzien. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat de verdeling van parkeerplaatsen in het plangebied tot gevolg heeft dat een tekort aan parkeerplaatsen ontstaat in de Appelstraat achter de woningen van [appellant] en anderen. Ook heeft de raad de afstand van de woningen van [appellant] en anderen tot de andere parkeerplaatsen in het plangebied aanvaardbaar kunnen vinden. De raad heeft derhalve in redelijkheid voor de verdeling van de parkeerplaatsen kunnen kiezen zoals hij heeft gedaan.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen betogen dat de wijze waarop het plangebied wordt ontsloten onaanvaardbaar is. Zij voeren hiertoe aan dat het plangebied ten onrechte wordt ontsloten op de Appellaan. Dit leidt er volgens [appellant] en anderen toe dat de woningen aan de Appellaan niet goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten. In de voorziene situatie kunnen twee voertuigen elkaar namelijk niet passeren doordat langsparkeerplaatsen worden voorzien aan weerszijden van de Appellaan, aldus [appellant] en anderen.
Voorts voeren zij aan dat de woningen die aan de ontsluitingsstraat zijn gelegen niet goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten. Hiertoe voeren zij aan dat de woningen alleen via de voorziene ontsluitingsstraat zijn te bereiken.
Ook voeren [appellant] en anderen aan dat de voorziene ontsluitingsstraat verkeersonveilig is. Hiertoe stellen zij dat grote voertuigen uitsluitend achteruit de voorziene ontsluitingsstraat kunnen verlaten, omdat de weg doodlopend is en geen mogelijkheid biedt om binnen de wijk rond te kunnen rijden. Zij menen dat de raad ten onrechte daarin niet heeft voorzien nu een dergelijke inrichting van de wegen bijdraagt aan de verkeersveiligheid.
7.1. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat bij de aanleg van parkeerplaatsen rekening wordt gehouden met de verkeersveiligheid. Ook heeft de raad aangegeven dat de Appellaan niet smaller wordt door de aanleg van parkeerplaatsen.
7.2. In paragraaf 2.3 van de plantoelichting staat dat de nieuwe woonbuurt op twee manieren wordt ontsloten. Enerzijds door gebruik te maken van de bestaande woonstraat haaks op de Appellaan. Anderzijds door een nieuwe ontsluiting te creëren parallel aan de bestaande woonstraat en in het verlengde van de bestaande Pluimessenlaan. Daarnaast wordt ook de bestaande infrastructuur, namelijk de Appellaan en de Notenlaan benut. Deze wegen zijn erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. Alle erftoegangswegen kennen voldoende capaciteit om de te verwachten verkeerstoename als gevolg van de nieuwbouw op te vangen.
7.3. De noordelijke helft van de Appellaan ligt binnen het plangebied. Aan dit plandeel en het naastgelegen trottoir en groen is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Aan het plandeel dat in het verlengde ligt van de Pluimessenlaan en uitkomt op de Appellaan is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Dit plandeel is in de voorziene woonbuurt ongeveer 16 m breed.
7.4. In het plangebied is een brede verkeersbestemming opgenomen ter plaatse van de Appellaan. Het plan staat er derhalve niet aan in de weg om een voldoende brede weg te behouden die goed begaanbaar is voor hulpdiensten. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het plan tot gevolg heeft dat hulpdiensten de woningen aan de Appellaan niet voldoende kunnen bereiken.
7.5. In het plangebied is de ontsluitingsstraat niet de enige toegangsweg voor hulpdiensten die de woningen die in het plan zijn voorzien willen bereiken. Er wordt vanuit de Notenlaan namelijk een wandelpad aangelegd. Hoewel dit pad voor gewoon verkeer niet toegankelijk is, heeft de raad ter zitting toegelicht dat dit pad door hulpdiensten wel gebruikt kan worden. De woningen aan de voorziene ontsluitingsstraat zijn derhalve via twee wegen te bereiken. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat hulpdiensten de woningen aan de voorziene ontsluitingsstraat onvoldoende kunnen bereiken.
7.6. In het plangebied is een brede verkeersbestemming opgenomen ten behoeve van de ontsluitingsstraat. Het plan staat er derhalve niet aan in de weg om een voldoende brede weg te realiseren waarbij ruimte is voor een voertuig om te keren. De raad heeft ter zitting toegelicht dat op sommige stukken kort achteruit gereden moet worden. Dit is op dergelijke wegen niet ongebruikelijk en brengt niet met zich dat sprake is van een verkeersonveilige situatie. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een verkeersonveilige situatie.
7.7. Nu de verkeersontsluiting in dit plan ruimtelijk aanvaardbaar is, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om de ontsluiting van het woningbouwproject op andere wijze vorm te geven. Om die reden heeft hij in redelijkheid niet voorzien in de mogelijkheid om binnen de wijk rond te kunnen rijden.
Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen betogen voorts dat het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Hiertoe voeren zij aan dat het bouwplan van Woningstichting Eigen Haard ten onrechte als uitgangspunt dient. Ook voeren zij aan dat de omvang van de kavels te klein is. Tot slot stellen zij dat te weinig ruimte aanwezig is voor verkeer, groen, sport, spel en ontmoeting.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de ruimtelijke kwaliteit verbetert door het woningbouwproject. In de huidige situatie is namelijk sprake van een grotendeels verhard terrein met daarop een leegstaande school, gymzalen en een schoolplein. In het woningbouwproject is ruimte voor verschillende groenstroken. In dit verband wijst de raad in het bijzonder op de groene as die van de Appellaan naar de singel loopt. Dit is een karakteristieke groene as die het hart van de buurt vormt en die een belangrijke plek voor ontmoeten, verblijven en informeel spelen is. Ook stelt de raad zich op het standpunt dat in dit plan een balans is gevonden tussen de dichtheid aan wonen, werken en recreatie, mobiliteit, groen en water. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de gemiddelde kavelgrootte in het plangebied zich naar zijn omgeving voegt.
8.2. In het noorden van het plangebied is aan een plandeel dat de hele breedte van het plangebied beslaat de bestemming "Groen" toegekend. Aan het plandeel ter plaatse van de groene as is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.49, van de planregels wordt in dit plan onder "maatschappelijke voorzieningen" verstaan educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
d. speelvoorzieningen.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder a, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. woonstraten;
met de daarbij behorende:
e. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.
8.3. In de plantoelichting staat dat het plan is voorzien in de woonwijk Keizer Karelpark. In deze wijk komen gemengde woontypes voor.
8.4. De Afdeling stelt voorop dat het bouwplan van Woningstichting Eigen Haard zoals dat in overeenkomsten is neergelegd als uitgangspunt voor het plan mag dienen. Dit ontslaat de raad echter niet van zijn verantwoordelijkheid om een ruimtelijk aanvaardbaar plan vast te stellen. [appellant] en anderen hebben gesteld dat de gemiddelde kavelgrootte in het plangebied ongeveer 120 m2 is, hetgeen kleiner is dan percelen in de omgeving. In dit verband wijzen zij op de kavels aan de Appellaan die gemiddeld 300 m2 zijn, de Amber-, Pluimessen- en Notenlaan die gemiddeld 145 m2 zijn, andere bouwprojecten zoals Green-start ter plaatse van de Startbaan die gemiddeld 145 m2 zijn. [appellant] en anderen hebben niet bestreden dat het plangebied in een wijk ligt waarin gemengde woontypes voorkomen. Gelet hierop overweegt de Afdeling dat het feit dat andere percelen groter zijn niet met zich brengt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gemiddelde kavelgrootte in het plangebied zich naar zijn omgeving voegt. De raad heeft voorts in de paragrafen 2.3 en 2.7 van de plantoelichting uiteengezet hoe het verkeer wordt afgewikkeld dat dit plan genereert. Om wegen mogelijk te maken is aan verschillende plandelen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Ook is in paragraaf 2.4 uiteengezet op welke wijze in groen kan worden voorzien binnen het plangebied. Hiertoe is de bestemming "Groen" toegekend aan een plandeel in het noorden van het plangebied dat de hele breedte van het plangebied beslaat. Ter plaatse van dit plandeel zijn ook speelvoorzieningen toegestaan. Voorts heeft de raad gewezen op de groene as die van de Appellaan naar de singel loopt. De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" maakt de groene as mogelijk. Ook zijn binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" groen- en speelvoorzieningen toegestaan. Voorts zijn binnen de bestemming "Maatschappelijk" sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport toegestaan. Het perceel met deze bestemming is thans als gymzaal in gebruik. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in het kader van dit plan voldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van voldoende ruimte voor verkeer, groen, sport, spel en ontmoeting. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre is vastgesteld in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De precieze uitwerking van deze aspecten kan niet worden geregeld in dit plan. Dit zijn namelijk aspecten van de uitvoering van het plan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
9. [appellant] en anderen richten zich voorts tegen het plandeel naast [locatie 2] met de bestemming "Wonen". Zij betogen dat aan dit plandeel ten onrechte niet de bestemming "Groen" is toegekend. Hiertoe voeren zij aan dat ter plaatse groen aanwezig is. Zij betogen dat het niet toekennen van de bestemming "Groen" in strijd is met het Bomenplan Amstelveen en het Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018. Ook stellen zij dat het groen volgens de gemeente zou worden behouden. In dit kader voeren zij aan dat de voormalige eigenaar van [locatie 2] de gemeente in het verleden heeft verzocht om een deel van deze gronden aan hem te verkopen zodat hij zijn tuin kon uitbreiden. De gemeente heeft dit destijds geweigerd omdat het structureel groen zou zijn. [appellant] en anderen wijzen voorts op een convenant tussen de gemeente en de projectontwikkelaar. Hierin is een kaart opgenomen waaruit blijkt dat de desbetreffende gronden geen deel uitmaakten van de ontwikkelingslocatie, aldus [appellant] en anderen.
9.1. Aan het plandeel ten noorden van het bestreden plandeel is de bestemming "Groen" toegekend. Dit plandeel strekt zich uit over de gehele breedte van het plangebied.
9.2. In het Bomenplan Amstelveen, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 31 juli 2008, is een kaart opgenomen waarop parkzones zijn aangewezen. De raad heeft niet bestreden dat het plandeel hierop is aangewezen als parkzone. Ook is een streefbeeld opgenomen voor parkzones.
9.3. In het Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van september 2008, is het plandeel naast [locatie 2] aangewezen als wijkgroen. Ook het gebied ten noorden van het bestreden plandeel is aangewezen als wijkgroen. Bovenwijks groen en wijkgroen vormen de hoofdgroenstructuur. In het Groenstructuurplan staat dat stedelijke ontwikkelingen niet ten koste mogen gaan van de hoofdgroenstructuur. Wel kan de hoofdgroenstructuur zich mee-ontwikkelen en een andere invulling krijgen.
Voorts zijn op kaart 5 de stedelijke ecologische verbindingszones aangewezen. Het bestreden plandeel is daarop niet aangewezen als stedelijke ecologische verbindingszone.
9.4. In de brief van 17 augustus 2010 van het college van burgemeester en wethouders staat dat het verzoek om uitbreiding van het perceel aan de [locatie 2] met de naastliggende grond is afgewezen. De naastliggende grond betreft namelijk structureel groen die de gemeente wil behouden.
9.5. Vast staat dat in het voorheen geldende bestemmingsplan aan het bestreden plandeel de bestemming "Groen" was toegekend. Vast staat voorts dat thans groen aanwezig is op het desbetreffende plandeel.
9.6. In het Bomenplan Amstelveen staat niet dat groen dat is aangewezen als parkzone moet worden behouden. Reeds daarom staat het Bomenplan Amstelveen niet in de weg aan de bestemming "Wonen" ter plaatse van het bestreden plandeel.
Voorts is het bestreden plandeel in het Groenstructuurplan niet aangewezen als stedelijke ecologische verbindingszone. Om die reden staat het Groenstructuurplan in zoverre niet in de weg aan de bestemming "Wonen" zoals toegekend aan het bestreden plandeel.
Het plandeel is in het Groenstructuurplan wel aangewezen als hoofdgroenstructuur. Er bestaat echter geen aanleiding voor het oordeel dat het verdwijnen van de groenbestemming op het bestreden plandeel ten koste gaat van de hoofdgroenstructuur ter plaatse. Het groen dat ten noorden van het bestreden plandeel ligt, wordt namelijk behouden. Dit plandeel behoort tot hetzelfde hoofdgroenstructuurgebied. Om die reden staat het Groenstructuurplan op dit punt evenmin aan de bestemming "Wonen" ter plaatse van het bestreden plandeel in de weg.
9.7. In de brief van 17 augustus 2010 is geen toezegging gedaan dat de gronden altijd een groenbestemming zouden behouden. Er is derhalve geen verwachting gewekt dat het plan in een groenbestemming ter plaatse van het bestreden plandeel zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Voorts was de raad bij het opstellen van het Convenant niet betrokken. Zelfs indien hetgeen in het Convenant staat als toezegging moet worden beschouwd dat aan het bestreden plandeel de bestemming "Groen" zou worden toegekend, dan brengt dit niet met zich dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt. De raad heeft het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Het betoog faalt.
10. [appellant] en anderen richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk". Zij betogen dat aan het desbetreffende plandeel een woon-, groen- en tuinbestemming had moeten worden toegekend. Hiertoe voeren zij aan dat vast staat dat binnen de planperiode van de wijzigingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt.
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de plannen voor het bestreden plandeel thans nog niet bekend zijn. Op dit moment is het in gebruik overeenkomstig de bestemming "Maatschappelijk". Om die reden is dat gebruik als zodanig bestemd.
10.2. In de plantoelichting staat dat meerdere sportverenigingen behoefte hebben aan nieuwe huisvesting. Er is daarom besloten de haalbaarheid van een nieuwe sporthal te onderzoeken. Indien nieuwbouw van een sporthal voor meerdere sportverenigingen mogelijk is, komt de locatie van de gymzaal aan de Appellaan vrij voor woningbouw.
10.3. Vast staat dat het bestreden plandeel als gymzaal in gebruik is. Het thans aanwezige gebruik is derhalve als zodanig bestemd. Dit is overeenkomstig het uitgangspunt dat bestaand legaal gebruik in het algemeen dienovereenkomstig dient te worden bestemd. De raad heeft er voor gekozen om geen woon-, groen- en tuinbestemming toe te kennen, omdat het ten tijde van de vaststelling van het plan onduidelijk was of deze bestemming in de planperiode zou worden verwezenlijkt. Om die reden heeft de raad woningbouw in een later stadium door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze keuze heeft kunnen maken.
Het betoog faalt.
11. [appellant] en anderen betogen voorts dat het plan niet financieel uitvoerbaar is vanwege de gebreken in het plan zoals die door hen zijn aangevoerd. Deze gebreken hebben immers tot gevolg dat geen zekerheid bestaat dat 37 woningen kunnen worden gerealiseerd.
11.1. De hiervoor besproken beroepsgronden hebben niet geleid tot een geslaagd beroep. Er zijn derhalve geen gebreken in het plan die tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. Reeds om die reden faalt het betoog.
12. [appellant] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Kramer w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2016
410-812.