ECLI:NL:RVS:2016:1688

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
201602967/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor renovatie en verbouwing van woonzorgcomplex De Lorentzhof te Leiden

Op 6 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het verzoek was ingediend door [verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Leiden, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2016. Deze uitspraak betrof een omgevingsvergunning die op 3 juli 2014 was verleend aan de stichting Libertas voor de renovatie en verbouwing van het woonzorgcomplex De Lorentzhof op het perceel Lorentzhof 1 te Leiden.

De rechtbank had het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en het besluit van 2 december 2014 van het college van burgemeester en wethouders van Leiden vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 mei 2016 ter zitting behandeld.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de renovatie en verbouwing van het woonzorgcomplex inmiddels was voltooid en dat de eindcontrole door de gemeente op 24 mei 2016 had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer was voor het treffen van de verzochte voorziening, aangezien de bouwactiviteiten waren afgerond. Ook de door [verzoeker] gevraagde voorzieningen met betrekking tot hinder van het gebruik van het dakterras werden afgewezen, omdat de te verwachten hinder niet zodanig groot werd geacht dat het treffen van een voorziening gerechtvaardigd was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2016.

Uitspraak

201602967/2/A1.
Datum uitspraak: 6 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Leiden,
verzoekers (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2016 in zaken nrs. 15/236 en 15/237 in het geding tussen onder anderen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2014 heeft het college aan de stichting Stichting Libertas Leiden (hierna: Libertas) omgevingsvergunning verleend voor het renoveren en verbouwen van het woonzorgcomplex De Lorentzhof (hierna: het woonzorgcomplex) op het perceel Lorentzhof 1 te Leiden.
Bij besluit van 2 december 2014 heeft het college onder meer het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 maart 2016 heeft de rechtbank onder meer het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 december 2014 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft onder anderen [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2016, waar [verzoeker A] en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Kooij en W. Schutte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Libertas, vertegenwoordigd door drs. A. Kroezen en I.K. Chiew MSc, als partij gehoord.
Buiten bezwaar van partijen heeft [verzoeker] ter zitting een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend ziet op het renoveren en het verbouwen van het woonzorgcomplex. Het woonzorgcomplex omvat 74 zorgwoningen, waarvan 40 voor patiënten met een psychogeriatrische aandoening, 27 voor patiënten met fysieke beperkingen en 7 ten behoeve van kortdurend verblijf. De omgevingsvergunning bevat mede toestemming voor het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan, onder meer voor zover het bouwplan voorziet in de bouw van een dakterras aan de voorzijde van het woonzorgcomplex.
3. Ter zitting is door het college en door Libertas te kennen gegeven dat de renovatie en verbouwing van het woonzorgcomplex waarvoor omgevingsvergunning is verleend, is voltooid en dat eindcontrole door een toezichthouder van de gemeente heeft plaatsgevonden op 24 mei 2016. De voorzieningenrechter heeft geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen. Dat, zoals [verzoeker] naar voren heeft gebracht, thans nog werkzaamheden door een hovenier worden verricht en nog werkzaamheden in de grond zullen plaatsvinden, biedt, wat daar verder ook van zij, geen aanleiding voor het oordeel dat de vergunde bouwactiviteiten niet inmiddels zijn voltooid. Dit betreffen geen werkzaamheden waarop de bestreden omgevingsvergunning betrekking heeft. In zoverre is met het verzoek geen spoedeisend belang meer gediend dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
Voorts geeft de hinder die [verzoeker] stelt te verwachten van het gebruik van het gebouwde dakterras, waaronder hinder als gevolg van de verlichting van het dakterras en geluidhinder, geen aanleiding om ten aanzien van de ingebruikname daarvan enige voorziening te treffen. Gelet op de afstand tussen het dakterras en de woning van [verzoeker] en gelet op de groep van beoogde gebruikers van het dakterras, zijnde de bewoners van het woonzorgcomplex, bestaat geen aanleiding om de te verwachten gevolgen van de ingebruikname van het dakterras voor [verzoeker] zodanig groot te achten dat het treffen van een voorziening om die reden geraden is.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Heusden
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2016
163-727.