ECLI:NL:RVS:2016:1719

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
201600495/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 december 2015. [appellante] had een verzoek ingediend om haar persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) te wijzigen. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 29 september 2014 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] ongegrond bij besluit van 16 maart 2015. De rechtbank bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 11 december 2015, waarop [appellante] hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 mei 2016 behandeld. [appellante] was bijgestaan door haar advocaat, mr. K.L. Sett, terwijl het college werd vertegenwoordigd door M.K. Ulrich. [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte de afwijzing van het college had onderschreven. Zij stelde dat zij een fotovergelijkingsonderzoek wilde laten uitvoeren om aan te tonen dat de foto in haar Chinese paspoort overeenkomt met de foto op haar Nederlandse verblijfsdocument. De Afdeling oordeelde echter dat een aanbod om een onderzoek te laten verrichten geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit van 16 maart 2015, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd op 22 juni 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201600495/1/A3.
Datum uitspraak: 22 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 december 2015 in zaak nr. 15/2660 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2014 heeft het college een verzoek van [appellante] van 7 augustus 2014 om haar persoonsgegevens in de Basisregistratie personen (hierna: de Brp) te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2015 heeft het college het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2015 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2016, waar [appellante], bijgestaan door mr. K.L. Sett, advocaat te Vleuten, en het college, vertegenwoordigd door M.K. Ulrich, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] is sinds 5 januari 2006 in de Gemeentelijke basisadministratie (thans: de Brp) geregistreerd als [appellante], geboren op 8 juli 1988 te Zhong Qing (China). Deze gegevens zijn, bij het ontbreken van brondocumenten, ontleend aan een door [appellante] op 5 januari 2006 bij de gemeente Heythuysen afgelegde verklaring onder eed of gelofte en komen overeen met door [appellante] op 31 oktober 2004 en 7 juni 2005 bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgelegde verklaringen. [appellante] beoogt wijziging van deze gegevens naar [naam], geboren op 16 mei 1980 te Fujian (China).
2. Het college heeft het verzoek van [appellante] krachtens artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), afgewezen onder verwijzing naar een eerder afwijzend besluit van 25 mei 2010. Aan het verzoek van 12 april 2010 dat tot dat besluit heeft geleid, heeft [appellante] een op 26 april 2006 door de Chinese ambassade te Den Haag afgegeven Chinees paspoort, een in China opgemaakte notariële verklaring van 9 januari 2009 over haar geboorte en een op 19 januari 2009 afgegeven hukou ten grondslag gelegd. Volgens het college heeft [appellante] aan haar opvolgende verzoek van 7 augustus 2014 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag gelegd.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank de afwijzing van het college ten onrechte heeft onderschreven. Hiertoe voert zij aan dat zij in bezwaar heeft aangeboden een fotovergelijkingsonderzoek te laten verrichten om aan te tonen dat de foto in haar Chinese paspoort op dezelfde persoon betrekking heeft als de foto op haar Nederlandse verblijfsdocument. Volgens haar heeft de rechtbank miskend dat de uitkomst van dat onderzoek een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid oplevert.
3.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, is de aanvrager, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
3.2. Een aanbod om een onderzoek te laten verrichten is geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Nu in hetgeen [appellante] overigens heeft aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gelegen en zich evenmin een relevante wijziging van het recht voordoet en voorts niet is aangevoerd dat buitengewone omstandigheden bestaan waarin zeer zwaarwegende belangen op het spel staan, ziet de Afdeling, evenmin als de rechtbank, grond voor vernietiging van het besluit van 16 maart 2015.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Vermeulen w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2016
620.