ECLI:NL:RVS:2016:1774

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
201603856/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tot beëindiging houtbewerkingsactiviteiten in Noardburgum

Op 9 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Noardburgum, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 april 2016. De verzoekers vroegen om onmiddellijke beëindiging van de houtbewerkings- en houtverwerkingsactiviteiten op een perceel in Noardburgum, omdat zij van mening zijn dat deze activiteiten in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter, Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann, heeft het verzoek afgewezen. De rechter overwoog dat het hoger beroep van de verzoekers niet betrekking heeft op een besluit dat de activiteiten toestaat, maar op een besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit besluit staat niet in verband met de door verzoekers bedoelde houtbewerkingsactiviteiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij schorsing van het besluit en dat zij, indien zij menen dat de maatwerkvoorschriften niet worden nageleefd, bij het college om handhaving kunnen verzoeken.

De uitspraak benadrukt het belang van het juiste juridische kader bij het indienen van verzoeken om voorlopige voorzieningen en de noodzaak voor verzoekers om aan te tonen dat er sprake is van een spoedeisend belang.

Uitspraak

201603856/2/A1.
Datum uitspraak: 9 juni 2016 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van: [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Noardburgum, gemeente Tytsjerksteradiel,
verzoekers, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) van 26 april 2016 in zaken nrs. 14/4834 en 14/5502 in het geding tussen: 1. de vennootschap onder firma [partij] en anderen;
2. [verzoeker A] en het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel. Openbare zitting gehouden op 9 juni 2016 om 11.30 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter griffier: mr. M.J. van der Zijpp Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door ing. L. Visscher;
Het college, vertegenwoordigd door J.C. de Goede, werkzaam bij de gemeente;
[partij], vertegenwoordigd door mr. T. van der Weijde. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 26 april 2016 van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af. Daartoe overweegt zij het volgende. De door [verzoeker] verzochte voorziening strekt tot onmiddellijke beëindiging van de houtbewerkings- en houtverwerkingsactiviteiten en de daarmee samenhangende houtopslag op het perceel [locatie] te Noardburgum. Daartoe betoogt [verzoeker] dat deze activiteiten in strijd met het geldende bestemmingsplan zijn. Het ingestelde hoger beroep heeft echter geen betrekking op een besluit waarbij activiteiten met in achtneming van of in afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan. De daarop toegesneden gevraagde voorziening kan in deze procedure dan ook niet worden getroffen. Het hoger beroep heeft betrekking op een besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat besluit ziet niet op het toestaan van de door [verzoeker] bedoelde activiteiten. [verzoeker] heeft dan ook geen spoedeisend belang bij schorsing van dat besluit. Voor zover hij meent dat de gestelde maatwerkvoorschriften niet worden nageleefd, kan hij bij het college om handhaving verzoeken. w.g. Wortmann w.g. Van der Zijpp
voorzieningenrechter griffier 262-727.