201508130/1/A3.
Datum uitspraak: 29 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 september 2015 in zaak nr. 15/32 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2014 heeft het college een verzoek van [appellante] tot wijziging van haar naam en geboortedatum in de basisregistratie personen (hierna: de brp) afgewezen.
Bij besluit van 1 december 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2016, waar [appellante], bijgestaan door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht, en S. Surenjav, tolk, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] is op 30 januari 2001 opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Grootegast. Op basis van een door haar onder ede of belofte afgelegde verklaring is zij ingeschreven als [appellante], geboren op 28 juli 1962 te Ulaanbatar (Mongolië), dochter van [ouder 1] en [ouder 2]. Bij het afleggen van deze verklaring heeft [appellante] een Mongolisch uittreksel uit het bevolkingsregister en een Mongolisch huwelijksboekje getoond, waarin dezelfde gegevens waren vermeld. Deze gegevens komen ook overeen met de verklaringen van eerste en nader gehoor die [appellante] in 1999 na aankomst in Nederland bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft afgelegd.
Het verzoek om wijziging van de brp
2. [appellante] heeft het college verzocht om voormelde gegevens, die thans in de brp van de gemeente Rotterdam zijn opgenomen, te wijzigen. Zij wenst te worden geregistreerd als [naam], geboren op 27 juni 1963 te Ulaanbatar (Mongolië), dochter van [ouder 3] en [ouder 2]. Bij dit verzoek heeft zij een Mongolisch paspoort, een Mongolische geboorteakte en een Mongolische identiteitskaart overgelegd.
Besluit van het college
3. Het college heeft het verzoek van [appellante] afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat niet onomstotelijk vaststaat dat de door [appellante] overgelegde documenten op haar betrekking hebben. Het college heeft het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Hangende beroep overgelegde documenten
4. Hangende beroep heeft [appellante] een recentere Mongolische identiteitskaart, een verklaring van haar zus en een verklaring van een 'state registrar' uit Mongolië overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar overgelegde documenten op haar betrekking hebben en dat daarom niet vaststaat dat de thans in de brp over haar opgenomen gegevens onjuist zijn. Zij stelt met de wijziging van de gegevens in de brp mogelijk te willen maken dat zij naar haar geboorteland Mongolië kan reizen en daarna weer terug kan keren naar Nederland, zodat zij met de wijziging geen oneigenlijk doel voor ogen heeft. Zij voert aan dat de rechtbank er, in navolging van het college, ten onrechte aan voorbij is gegaan dat zij een veelheid aan documenten heeft overgelegd om haar identiteit te bewijzen. Onder meer een overgelegde identiteitskaart is voorzien van een pasfoto, zodat daarmee haar identiteit onomstotelijk is aangetoond. Dat zij eerder zelf steeds te kennen heeft gegeven dat zij [appellante] heet, heeft als reden dat zij toen zelf nog niet wist dat zij eigenlijk [naam] heet.
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:926), zal voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn. 5.2. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij dezelfde persoon is als degene die onder de naam [naam] is vermeld in de door haar overgelegde documenten. Van het op 11 februari 2004 afgegeven paspoort is niet in geschil dat dit document niet door [appellante] is aangevraagd. [appellante] stelt dat dit paspoort buiten haar medewerking en medeweten om is verleend en dat zij niet weet wie de op dit paspoort geplaatste pasfoto heeft verstrekt. Ook van andere door haar overgelegde documenten is niet duidelijk geworden op welke wijze [appellante] deze heeft verkregen. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat nergens uit kan worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van de documenten een deugdelijk onderzoek naar de identiteit van betrokkene heeft plaatsgevonden. Dat op sommige van deze documenten een pasfoto staat, is om die reden onvoldoende om aangetoond te achten dat deze documenten op [appellante] betrekking hebben.
5.3. [appellante] heeft gedurende de procedure uiteenlopende verklaringen gegeven voor het ontstaan van de door haar gestelde dubbele inschrijving - met twee verschillende namen en geboortedata - in Mongolië. Voorts heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de Mongolische autoriteiten na behoorlijk onderzoek hebben vastgesteld dat [appellante] en [naam] onderscheiden namen voor dezelfde persoon zijn en dat laatstvermelde naam de juiste naam is. De door [appellante] overgelegde verklaring van de state registrar geeft er geen blijk van dat dergelijk onderzoek is verricht. Bovendien is daarin vermeld dat [appellante] haar naam heeft gewijzigd in [naam]. Dit komt niet overeen met de stelling van [appellante] dat zij onder verschillende namen ingeschreven is geweest en dat dit is gecorrigeerd.
5.4. Nu [appellante] niet heeft aangetoond dat zij dezelfde persoon is als degene die onder de naam [naam] is vermeld in de door haar overgelegde documenten, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet onomstotelijk vaststaat dat de van haar in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn. Dat zij met haar wijzigingsverzoek geen oneigenlijk doel voor ogen heeft en ter ondersteuning van haar verzoek een veelheid aan documenten heeft overgelegd, brengt niet met zich dat het college gehouden was haar verzoek in te willigen. Dat is immers slechts het geval indien onomstotelijk vaststaat dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. Ook de omstandigheid dat [appellante], naar zij stelt, niet met opzet in het kader van onder meer de asielprocedure steeds te kennen heeft gegeven dat zij [appellante] heet behoefde daarom voor het college geen reden voor inwilliging van het verzoek te zijn. Los daarvan stelt [appellante] dat zij in elk geval in 2006 wist dat zij eigenlijk [naam] heet. Zij had dit derhalve reeds ten tijde van het verkrijgen van de verblijfsvergunning in 2007 naar voren kunnen brengen.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2016
640.