201500038/3/R3.
Datum uitspraak: 29 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
2. [appellante sub 2]
en
de raad van de gemeente Loon op Zand,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningen Horst 4" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant sub 1] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellante sub 2] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2015, waar [appellant sub 1], bijgestaan door C.M.L. Willems-Dekkers, en de raad, vertegenwoordigd door J.W.P. Hooning, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is ter zitting [appellante sub 2], vertegenwoordigd door C.L.M. de Wit en H. Maton, bijgestaan door H. de Jongh, gehoord.
Bij tussenuitspraak van 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2518 heeft de Afdeling verweerder opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 6 november 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 10 december 2015 heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Woningen Horst 4" gewijzigd vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de raad de gebreken heeft hersteld.
De raad heeft een nader verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 12 mei 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.T.A.M. Schouw, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door C.L.M. de Wit en H. Maton en bijgestaan door H. de Jongh, en de raad, vertegenwoordigd door G. van de Vrande en mr. J.K. van Polanen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het besluit van 6 november 2013
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de instandhouding van de in het plangebied aanwezige beschermenswaardige bomen, anders dan de raad heeft beoogd, onvoldoende is gewaarborgd en dat niet eenduidig is dat met de aanduiding "waardevolle boom" op de verbeelding de aanduiding "wm" in de planregels wordt bedoeld. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
1.1. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] gegrond. Het besluit van 6 november 2013 dient te worden vernietigd, voor zover het plan de instandhouding van de beschermenswaardige bomen onvoldoende heeft gewaarborgd en de aanduiding "wm" in de planregels niet nader heeft verklaard.
Het besluit van 10 december 2015
2. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 10 december 2015 een nieuw besluit genomen en heeft het volgende gewijzigd:
a) rondom de aanduidingen "waardevolle boom" is in de verbeelding de gebiedsaanduiding "overige zone - beschermingsgebied" opgenomen;
b) na wijziging luidt artikel 4, lid 4.4, van de planregels: het is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag verboden om binnen de gebiedsaanduiding "overige zone - beschermingsgebied" (bouw)werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren. Deze bepaling is van toepassing voor werkzaamheden op of aan de bomen, die ter plaatse zijn weergegeven als waardevolle boom met de aanduiding "wm". Deze bepaling is eveneens van toepassing op het oprichten van bouwwerken binnen deze zone. Daarbij zal moeten worden aangetoond middels een Bomen Effect Analyse (BEA) dat de (bouw)werken en werkzaamheden geen nadelige effecten teweeg brengen voor de als waardevolle boom aangeduide opstanden en evenmin op de duurzame instandhouding ervan;
c) in de verbeelding zijn acht aanduidingen "waardevolle boom" opgenomen.
2.1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Het besluit van 10 december 2015 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
[appellant sub 1]
3. De Afdeling leidt uit de brief van 12 januari 2016 af dat [appellant sub 1] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 10 december 2015. Ter zitting is dit bevestigd. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 10 december 2015 ongegrond.
[appellante sub 2]
4. Blijkens de verbeelding heeft de raad acht aanduidingen "waardevolle boom" opgenomen met daaromheen een gebied met de aanduiding "overige zone - beschermingsgebied". Deze zone ligt voor een deel over de bouwvlakken.
In artikel 4, lid 4.4, van de planregels is bepaald dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag om binnen de gebiedsaanduiding "overige zone - beschermingsgebied" (bouw)werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren. Deze bepaling is van toepassing voor werkzaamheden op of aan de bomen, die ter plaatse zijn weergegeven als waardevolle boom met de aanduiding "wm". Deze bepaling is eveneens van toepassing op het oprichten van bouwwerken binnen deze zone. Daarbij zal moeten worden aangetoond middels een Bomen Effect Analyse (hierna: BEA) dat de (bouw)werken en werkzaamheden geen nadelige effecten teweeg brengen voor de als waardevolle boom aangeduide opstanden en evenmin op de duurzame instandhouding ervan.
4.1. [appellante sub 2] heeft in haar zienswijze naar voren gebracht zich niet in bovenstaande nieuwe planregeling te kunnen vinden. [appellante sub 2] heeft, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, een beroep van rechtswege tegen dit besluit nu niet gezegd kan worden dat zij daarbij onvoldoende belang heeft.
4.2. [appellante sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte acht aanduidingen "waardevolle boom" heeft opgenomen op de verbeelding, in plaats van zes in het vorige plan. Daartoe voert zij aan dat uit het rapport van STORIX Boom- & Landschapsbeheer te Waalwijk (hierna: het STORIX rapport) en uit voornoemde tussenuitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2015 nog volgde dat dit er terecht zes waren. Er zijn sindsdien geen gewijzigde omstandigheden die de toename van zes naar acht aanduidingen rechtvaardigen. Volgens [appellante sub 2] was er voordat het STORIX rapport bestond nog geen sprake van waardevolle bomen. De raad wekt ten onrechte de indruk dat de bomen in de bomenlijst van de Bomenverordening 2009 zijn opgenomen en dat de bomen met gebruikmaking van het "Beleidsdocument uitgangspunten bescherming waardevolle bomen 2010" (hierna: het beleidsdocument) individueel zijn beoordeeld. Verder betoogt [appellante sub 2] dat de procedure van de Bomenverordening en de actualisatie van de daarin opgenomen bomenlijst niet zorgvuldig is verlopen. Voor [appellante sub 2] was dan ook op geen enkele wijze duidelijk dat de bomen op het perceel waardevol zijn. Daarbij heeft zij er ter zitting nog op gewezen dat de kaart waar volgens de raad de bewuste bomenrij als waardevol is aangeduid pas na de vaststelling van de Bomenverordening 2009 is opgesteld.
Voorts betoogt [appellante sub 2] dat de raad ten onrechte de aanduiding "overige zone - beschermingsgebied" heeft vastgesteld. Daartoe voert zij aan dat een zone van 5,5 m te ruim is genomen en dat de raad zich ten onrechte op de oorspronkelijke kroonprojecties van de bomen heeft gebaseerd. Uit de bomenposter, die als bijlage bij het advies van 3 juli 2015 van ing. P.H. Schalk van onderzoeksbureau Schalklinde 10 is gevoegd, kan worden afgeleid dat volstaan kan worden met 4,5 m, nu de stamdiameter van de bomen niet meer dan 80 cm bedraagt. [appellante sub 2] voert aan onevenredig te worden benadeeld nu er door deze wijze van bestemmen twee bouwkavels verloren gaan.
4.3. De raad stelt zich op het standpunt dat hij met het opnemen van acht aanduidingen "waardevolle boom" aansluiting heeft gezocht bij de feitelijke situatie. In een bestemmingsplan kan een zelfstandige afweging worden gemaakt ten aanzien van te beschermen waarden in een plangebied. Volgens de raad volgt uit het STORIX rapport, de brief van 3 juli 2015 van ing. P.H. Schalk van onderzoeksbureau Schalklinde 10 alsook de bomenlijst behorende bij de Bomenverordening dat de hele bomenrij waardevol is. Indien uit een BEA volgt dat voor het behoud van de bomenrij een enkele boom verwijderd dient te worden dan prevaleert het belang van de bomenrij boven het belang van de afzonderlijke boom. Om die reden zijn nu alle bomen als beschermenswaardig aangemerkt. De raad betwist dat er een verbod voor bouwen geldt op grond van de planregels voor de desbetreffende zone.
De raad stelt zich verder op het standpunt dat voor de vaststelling van de zone is uitgegaan van de oorspronkelijke kroonprojectie van de bomen vermeerderd met 1,5 m. Volgens de raad is deze 1,5 m een algemeen aanvaarde afstand voor de bescherming van bomen. De raad verwijst hiervoor naar de bomenposter.
4.4. De Afdeling zal eerst ingaan op het betoog van [appellante sub 2] dat de bomen op het perceel ten onrechte als waardevol zijn aangemerkt. In de tussenuitspraak is overwogen dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de waardevolle bomen zoals aangemerkt op bedoelde bomenkaart in het plan heeft kunnen opnemen. Niet in geschil was in die procedure dat er waardevolle bomen op het perceel aanwezig zijn. [appellante sub 2] is niet in beroep gekomen tegen de aanduidingen "waardevolle boom". De Afdeling stelt vast dat daarmee in voornoemd oordeel besloten ligt dat de raad in redelijkheid van waardevolle bomen heeft kunnen uitgaan. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellante sub 2] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft. De betogen dat voordat het STORIX rapport bestond nog geen sprake was van waardevolle bomen, de raad ten onrechte de indruk wekt dat de bomen in de bomenlijst voorkomen en voor [appellante sub 2] op geen enkele wijze duidelijk was dat de bomen op het perceel waardevol zijn, kunnen nu niet meer aan de orde komen. Evenmin kan het betoog van [appellante sub 2] ter zitting over de kaart bij de Bomenverordening, bevattende een lijn van waardevolle bomen op het perceel, aan de orde komen.
4.5. Voor zover [appellante sub 2] bezwaren aanvoert over de procedure van de Bomenverordening, overweegt de Afdeling dat dit beleidsstuk hier niet voorligt. Deze bezwaren kunnen hier dan ook niet aan de orde komen.
4.6. [appellante sub 2] kan opkomen tegen het besluit van 10 december 2015 voor zover zij hierdoor in een nadeliger positie is gebracht. De Afdeling stelt vast dat deze nadeliger positie is ontstaan door de vastgestelde planregeling, inhoudende de combinatie van acht aanduidingen "waardevolle boom", een zone "overige zone - beschermingsgebied" en de daarbij behorende planregel. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij met het voorliggende plan thans niet meer heeft beoogd een afweging te maken per boom, welke boom moet blijven en welke boom verwijderd kan worden, maar dat hij wil voorzien in bescherming van de bomenrij als geheel. De raad heeft hiervoor verwezen naar het STORIX rapport. In dat rapport staat in hoofdstuk 4 dat op het terrein aan de Horst een waardevol bomenbestand groeit. Het rooien van een aantal kleinere en minder fraai ontwikkelde exemplaren is noodzakelijk om de overige voldoende groeiruimte te geven. Beeldbepalende bomen die bij de ontwikkeling van het plan niet behouden kunnen worden, kunnen worden verplaatst, aldus het STORIX rapport. In bijlage 2 van het STORIX rapport is weliswaar op de bomenkaart een optie gegeven voor het verplanten van bomen om tot een financieel haalbare ontwikkeling van het perceel te komen, welke bomen in het vorige plan als zodanig waren aangeduid, maar de raad heeft niet meer willen aansluiten bij deze bomenkaart. Vanwege een andere plansystematiek heeft de raad thans aanleiding gezien om alle acht feitelijk aanwezige bomen van een aanduiding te voorzien. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Anders dan [appellante sub 2] veronderstelt, volgt uit artikel 4, lid 4.4, van de planregels niet dat binnen de zone niet gebouwd mag worden. Wel dient er een BEA te worden opgesteld waarmee wordt aangetoond dat de werkzaamheden geen nadelige effecten hebben op de waardevolle boom. Een BEA is er om te bepalen welke bomen behouden kunnen worden bij het bouwproces of welke maatregelen genomen kunnen worden en omschrijft alle mogelijke knelpunten binnen het volledige bouwproces en draagt oplossingen aan om beschadiging van de bomen te voorkomen.
Over de omvang van de zone overweegt de Afdeling dat uit de bomenposter is af te leiden dat bij een stam met een diameter van 80 cm een minimale graafafstand wordt geadviseerd van 2,25 m. Deze afstand is indicatief. Op de bomenposter worden randvoorwaarden en eisen gesteld voor werken rond bomen. Er staat dat werkzaamheden en opslag van materiaal binnen de kwetsbare boomzone alleen met een goedgekeurd werkplan zijn toegestaan. De kwetsbare boomzone omvat de kroonprojectie vermeerderd met 1,5 m, aldus de bomenposter. Verder staat er dat randvoorwaarden om tot een goedgekeurd werkplan te komen, worden opgesteld aan de hand van een BEA. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de omvang van de zone niet in redelijkheid op 1,5 m vanaf de kroonprojecties heeft kunnen vaststellen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat deze afstand ook uit het besluit van 28 januari 2014 volgt, waarbij de omgevingsvergunning voor de activiteit het vellen of doen vellen van houtopstand is geweigerd, en deze afstand ertoe geleid heeft dat het beroep van [appellant sub 1] in voornoemde tussenuitspraak gegrond is verklaard. In hetgeen [appellante sub 2] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid voor deze plansystematiek heeft kunnen kiezen. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat zij door bovengenoemde planregeling onevenredig wordt benadeeld. Het betoog faalt.
4.7. Gelet hierop is het beroep van [appellante sub 2] ongegrond.
Proceskosten
5. De raad dient ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het beroep van [appellante sub 2] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 6 november 2013 gegrond;
II. vernietigt het besluit van 6 november 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningen Horst 4" voor zover het plan niet voorziet in een planregeling voor de instandhouding van de beschermenswaardige bomen en niet voorziet in een verklaring van de aanduiding "wm" in de planregels;
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tegen het besluit van 10 december 2015 ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Loon op Zand tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.736,00 (zegge: zeventienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Loon op Zand aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Mercker, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Mercker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2016
661.