ECLI:NL:RVS:2016:1899

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
201603279/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inpassingsplan Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum

Op 28 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door BLIS B.V., een besloten vennootschap gevestigd in Bingelrade, tegen het besluit van de Provinciale Staten van Limburg, die op 18 maart 2016 het inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum" had vastgesteld. BLIS B.V. vreesde dat de verhoogde aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg (BPL) negatieve gevolgen zou hebben voor de bereikbaarheid van haar gronden en de ondergrondse infrastructuur, aangezien zij eigenaar is van een gedeelte van de ontsluitingsweg naar een aantal bedrijven en een terrein dat via die weg wordt ontsloten.

Tijdens de zitting op 14 juni 2016 werd duidelijk dat de verhoogde aanleg van de BPL niet tot negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van de gronden van BLIS zou leiden. BLIS voerde echter aan dat het uitzicht vanaf haar gronden ernstig zou worden aangetast en dat zij mogelijk een reclamemast wilde oprichten voor een beoogd tankstation, wat extra kosten met zich zou brengen door de verhoogde aanleg van de BPL.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Provinciale Staten zich in redelijkheid op het standpunt hadden kunnen stellen dat de verhoogde aanleg van de BPL niet tot een ernstige aantasting van het uitzicht zou leiden. De voorzieningenrechter wees het verzoek van BLIS B.V. af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2016.

Uitspraak

201603279/2/R6.
Datum uitspraak: 28 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BLIS B.V., gevestigd te Bingelrade, gemeente Onderbanken,
verzoekster,
en
Provinciale staten van Limburg,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2016 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer BLIS beroep ingesteld. BLIS heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juni 2016, waar BLIS, vertegenwoordigd door [directeur-grootaandeelhouder], en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te ’s-Gravenhage, M.J.G. Snijders, mr. P.F. Winkels, H.J.H.H. Verwijlen en P.H.P. Hawinkels, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van provinciale staten heeft BLIS ter zitting stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de optimalisatie van het deel van het tracéontwerp voor de Buitenring Parkstad Limburg (hierna: BPL) ter hoogte van de Mijnsteenberg Hendrik/aansluiting Kranenpool te Brunssum. Het doel daarvan is om kosten te besparen door de BPL hoger aan te leggen dan is voorzien in het inpassingsplan BPL uit 2012. Aanvankelijk was het de bedoeling de BPL ter plaatse 8 m verdiept aan te leggen, maar de BPL zal nu ter plaatse verhoogd worden aangelegd. BLIS is eigenaar van een gedeelte van de ontsluitingsweg naar een aantal bedrijven en een terrein dat via die weg wordt ontsloten. Op dit terrein wil BLIS een tankstation beginnen. Zij was eigenaar van de gehele ontsluitingsweg, maar op een gedeelte ervan is de BPL voorzien. Dat gedeelte van de ontsluitingsweg is thans in eigendom van de provincie. BLIS vreesde dat de verhoogde aanleg van de BPL zou leiden tot negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van haar gronden en de ondergrondse infrastructuur. Ter zitting is evenwel tussen partijen vast komen te staan dat de verhoogde aanleg van de BPL niet tot negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van de gronden van BLIS en de ondergrondse infrastructuur leidt.
BLIS voert nu nog aan dat door de verhoogde aanleg van de BPL het uitzicht vanaf haar gronden ernstig wordt aangetast. Zij voert voorts aan dat zij mogelijk een reclamemast wil oprichten ten behoeve van het beoogde tankstation. Door de verhoogde aanleg van de BPL moet deze reclamemast volgens BLIS hoger worden om nog zichtbaar te zijn vanaf de BPL, wat meer kosten met zich brengt. BLIS verzoekt daarom om schorsing van het plan.
3. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de verhoogde aanleg van de BPL niet tot een ernstige aantasting van uitzicht vanaf de gronden van BLIS zal leiden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het terrein van BLIS op een afstand van 400 m van de BPL ligt. Voorts volgt uit een door provinciale staten overgelegde foto ter hoogte van het terrein van BLIS dat tussen dit terrein en de BPL bebouwing en bosschages staan.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoefden provinciale staten ook in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht toe te kennen aan het belang van BLIS bij het oprichten van een reclamemast. BLIS heeft voorshands niet aannemelijk gemakt dat de verhoogde aanleg van de BPL niet leidt tot een verslechtering van het zicht vanaf de BPL op een dergelijke mast ten opzichte van een verdiepte aanleg van de BPL. Bij een verdiepte aanleg van 8 m zou het zicht vanaf de BPL op een reclamemast op gronden in de nabijheid van de snelweg ook beperkt zijn.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2016
703.