ECLI:NL:RVS:2016:1937

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
201507630/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor het bouwen van een veranda in Utrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van [appellant] tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van een veranda aan de achterzijde van een pand in Utrecht ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 13 maart 2013. [appellant], die in het pand een appartement huurt, vreest dat de veranda de luchttoevoer naar zijn slaapkamer zal belemmeren, omdat deze is gelegen nabij een koekoek die de kelderventilatie verzorgt.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning had kunnen verlenen, omdat de tekeningen bij de vergunning aangaven dat de koekoek niet door de veranda zou worden afgesloten. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen en dat er een onafhankelijk onderzoek naar de situatie ter plaatse had moeten plaatsvinden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de omgevingsvergunning rechtmatig was verleend. De Raad van State concludeerde dat de koekoek niet zou worden afgesloten door de veranda en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2016.

Uitspraak

201507630/1/A1.
Datum uitspraak: 13 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 augustus 2015 in zaak nr. 15/1295 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2013 heeft het college aan [vergunninghoudster] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een veranda aan de achterzijde van het pand op het perceel [locatie 1] te Utrecht.
Bij besluit van 23 januari 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghoudster] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Gangabisoensingh, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het pand aan de [locatie 1], een Rijksmonument, is gesplitst in appartementen. [vergunninghoudster] verhuurt verscheidene van deze appartementen. Aan [appellant] heeft zij het appartement [locatie 2], dat bestaat uit meerdere etages, verhuurd. De ruimte die [appellant] als slaapkamer gebruikt, is gelegen in de kelder. Deze ruimte wordt geventileerd door een zogenoemde koekoek.
De in het bouwplan voorziene veranda is ten behoeve van het appartement [locatie 3] en zal worden gebouwd op een betonnen ondergrond die ter plaatse van de uitmonding van de koekoek komt te liggen. [appellant] is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning voor de veranda, omdat hij vreest dat deze de koekoek zal afsluiten, waardoor de luchttoevoer naar zijn slaapkamer zal worden belemmerd.
2. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, c en f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Binnenstad" rust op de gronden waar de veranda is voorzien de bestemming "Tuin".
Vast staat dat het bouwplan in strijd is met artikel 19.2.1, onder a, van de planregels, omdat ingevolge die bepaling binnen deze bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd en de in het bouwplan voorziene veranda een gebouw is. Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 2o, van de Wabo, gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning voor de veranda heeft kunnen verlenen. Volgens hem heeft het college onvoldoende gewicht toegekend aan zijn belang bij de weigering daarvan. Daartoe voert hij aan dat met de realisering van de veranda mogelijk de luchttoevoer via de koekoek naar zijn slaapkamer zal worden belemmerd. De rechtbank heeft in dit verband ten onrechte overwogen dat het college zich heeft kunnen baseren op de aanvraag en bijbehorende tekeningen, omdat daaruit duidelijk zou blijken hoe de appartementen in het pand zijn gelegen en hoe de veranda zich ten opzichte van zijn appartement verhoudt, aldus [appellant]. Volgens hem blijkt dat niet uit die stukken en heeft het college ten onrechte nagelaten de situatie ter plaatse door een onafhankelijke deskundige te laten onderzoeken.
4.1. De rechtbank is tot het juiste oordeel gekomen dat het college in redelijkheid voor de veranda omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Daarbij is van belang dat volgens de tekeningen behorend bij het besluit van 13 maart 2013, bijvoorbeeld tekening DO-401, de koekoek niet door de betonnen ondergrond van de veranda zal worden afgesloten, nu de koekoek, afgedekt met een stalen rooster, is ingetekend. De rechtbank heeft gelet hierop terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet op deze tekeningen heeft kunnen baseren en een onafhankelijke deskundige had behoren in te schakelen om ter plaatse onderzoek te verrichten. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de veranda de luchttoevoer via de koekoek zal belemmeren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de veranda open is.
Dat de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte heeft overwogen dat het college ter zitting van de rechtbank heeft bevestigd dat de koekoek door de plaatsing van de betonnen ondergrond van de veranda niet zal worden afgesloten, omdat het college volgens hem juist geen antwoord had op de vraag van de rechtbank hieromtrent, kan [appellant] niet baten. Het ontbreken van dat antwoord doet, wat daarvan zij, er niet aan af dat volgens de bij het besluit van 13 maart 2013 behorende tekeningen de koekoek niet zal worden afgesloten door de plaatsing van de betonnen ondergrond van de veranda.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016
462-757.