ECLI:NL:RVS:2016:1961

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
201506703/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwstop opgelegd aan eigenaar van schuur zonder omgevingsvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], eigenaar van een schuur in Ternaard, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel terecht een bouwstop had opgelegd aan [appellant] omdat hij zonder omgevingsvergunning bouwactiviteiten aan de schuur had uitgevoerd. De bouwinspecteurs constateerden op 10 en 11 februari 2014 dat er werkzaamheden plaatsvonden die niet onder het begrip 'gewoon onderhoud' vielen, zoals gedefinieerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 10 mei 2016. [appellant] betoogde dat de rechtbank had miskend dat voor de bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning vereist was, omdat deze activiteiten volgens hem onder gewoon onderhoud vielen. De Afdeling oordeelde echter dat de werkzaamheden, waaronder het schuin plaatsen van de noordgevel, de vormgeving van de schuur wijzigden en derhalve niet vergunningvrij waren.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de bouwstop op te leggen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de rechtbank werd in het gelijk gesteld. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juli 2016.

Uitspraak

201506703/1/A1.
Datum uitspraak: 13 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Ternaard, gemeente Dongeradeel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 juli 2015 in zaak nr. 14/4675 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2014 heeft het college zijn beslissing om op 11 februari 2014 [appellant] te gelasten de bouwactiviteiten aan de schuur tegenover de woning aan de [locatie] te Ternaard onmiddellijk te stoppen op schrift gesteld.
Bij besluit van 9 september 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2016, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is eigenaar van de schuur die tegenover zijn woning aan de [locatie] aan de overzijde van de openbare weg staat. Op 10 en 11 februari 2014 hebben bouwinspecteurs van de gemeente geconstateerd dat zonder omgevingsvergunning bouwactiviteiten aan de schuur plaatsvonden. De bouwinspecteurs hebben [appellant] op 11 februari 2014 gelast de bouwactiviteiten met onmiddellijke ingang te stoppen.
2. Voor zover [appellant] in het hogerberoepschrift heeft aangegeven dat hij een groter belang heeft bij een uitspraak over de vraag of de trekbalk en de vergroting van de schuur vergunningplichtig zijn dan een uitspraak over rechtmatigheid van de opgelegde bouwstop, merkt de Afdeling op dat in hoger beroep de vraag voorligt of de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college terecht een bouwstop heeft opgelegd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat voor de bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning was vereist, zodat het college niet bevoegd was een bouwstop op te leggen. Daartoe voert hij aan dat de bouwactiviteiten behoorden tot het gewoon onderhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). De schuur bevond zich in slechte staat van onderhoud en de bouwactiviteiten waren gericht op het behoud van de schuur, aldus [appellant].
3.1. Het volgende wettelijk kader, zoals dat luidde ten tijde van de oplegging van de bouwstop, is van toepassing.
Ingevolge artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), voor zover hier van belang, kan een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet inhouden dat het bouwen van een bouwwerk wordt gestaakt.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op gewoon onderhoud van een bouwwerk, voor zover detaillering, profilering en vormgeving van dat bouwwerk niet wijzigen.
Ingevolge artikel 3, aanhef, is een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
8. een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
(...)
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
3.2. Met "gewoon onderhoud" als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor wordt blijkens de Nota van Toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 140) gedoeld op activiteiten die erop zijn gericht om te behouden wat er is (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4953).
3.3. Vast staat dat de bouwactiviteiten aan de schuur bestonden uit het geheel verwijderen van de noordgevel, waarbij de gevelconstructie is gewijzigd en oude planken zijn vervangen door nieuwe planken, het vervangen van oude planken aan de zuidgevel en het verwijderen van de trekbalk van het dakspant. Als gevolg van het schuin plaatsen van de noordgevel zijn de inhoud en oppervlakte van de schuur vergroot. Niet in geschil is dat deze activiteiten zonder omgevingsvergunning werden verricht.
Door het schuin plaatsen van de noordgevel is de vormgeving van de schuur gewijzigd. Deze activiteit is derhalve niet op grond van artikel 2, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor vergunningvrij. Dat het schuin plaatsen van de noordgevel volgens [appellant] een bouwkundige noodzaak had en was gericht op het in stand houden van de schuur, wat daar verder van zij, maakt niet dat het gewoon onderhoud is, nu deze activiteit de vormgeving van de schuur wijzigt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat deze activiteit ook niet op grond van artikel 3, aanhef en onder 8, sub c en d, van bijlage II vergunningvrij is, nu daardoor de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume van de schuur is uitgebreid. De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college bevoegd was op grond van artikel 5.17 van de Wabo een bouwstop op te leggen. Of voor de overige activiteiten een omgevingsvergunning was vereist, behoeft derhalve geen bespreking meer.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016
414-784.