ECLI:NL:RVS:2016:1991

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
201604424/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit college van gedeputeerde staten Drenthe inzake verontreinigde grond

Op 4 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe, dat op 24 mei 2016 was genomen. In dit besluit werd aan de verzoekers gelast om binnen zes weken verontreinigde grond van een perceel in Koekange af te voeren, onder oplegging van een dwangsom. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om schorsing van de last totdat er een beslissing op het bezwaar zou zijn genomen.

Tijdens de zitting op 30 juni 2016 heeft het college van gedeputeerde staten aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het uitstellen van de uitvoering van de last tot zes weken na het besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter interpreteerde dit als een verlenging van de begunstigingstermijn, waardoor er geen dwangsommen verbeurd zouden worden zolang het college de verzoekers schriftelijk op de hoogte zou stellen van deze verlenging.

Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 juli 2016.

Uitspraak

201604424/1/A1.
Datum uitspraak: 4 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Meppel, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2016 heeft het college van gedeputeerde staten [verzoeker A] en [verzoeker B] onder oplegging van een dwangsom gelast om binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit de partij verontreinigde grond op het perceel [locatie] te Koekange op de daarvoor wettelijk voorgeschreven wijze af te laten voeren.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juni 2016, waar het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. M. Kluiter en A. Westerveen, beiden werkzaam bij de provincie, is verschenen.
Overwegingen
1. Het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] strekt tot schorsing van het besluit van 24 mei 2016 hangende de bezwaarprocedure.
2. Ter zitting heeft het college van gedeputeerde staten te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat met de uitvoering van de last wordt gewacht tot zes weken na het besluit op bezwaar en dat het [verzoeker A] en [verzoeker B] hiervan schriftelijk op de hoogte zal stellen. De voorzieningenrechter begrijpt dit aldus dat het college van gedeputeerde staten de aan de last verbonden begunstigingstermijn zal verlengen tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar en dat derhalve na het verstrijken van de in het besluit van 24 mei 2016 gestelde begunstigingstermijn geen dwangsommen zullen worden verbeurd.
Onder die omstandigheden bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Deen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2016
604.