201603100/2/R2.
Datum uitspraak: 7 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Nigtevecht, gemeente Stichtse Vecht,
en
de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verweerster.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2016, kenmerk Z/14/37268-VB/15/04992, heeft de raad het bestemmingsplan "Fietsbrug bij Nigtevecht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juni 2016 waar [verzoekers], bijgestaan door mr. M.L. Israëls, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door T.V. van Es Ma, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E.C.M. Schippers en mr. L. van der Meulen, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door P. Kok, werkzaam bij Rijkswaterstaat Midden-Nederland, het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, vertegenwoordigd door R.E.A. van Gorkom, werkzaam bij de provincie, bijgestaan mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, het college van gedeputeerde staten van Utrecht, vertegenwoordigd door A. Altena, en het college van burgemeester en wethouders van Ronde Venen, vertegenwoordigd door ing M. Plukkel, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt een fietsbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal en een natuurverbinding mogelijk, voor zover gelegen op het grondgebied van de gemeente Stichtse Vecht. Met de fietsbrug beoogt de raad te voorzien in een nieuwe oversteekmogelijkheid voor recreatieve fietsers. De natuurverbinding is gericht op het passeerbaar maken van het Amsterdam-Rijnkanaal voor dieren. Hiermee wordt beoogd het Natuurnetwerk Nederland te realiseren door verschillende leefgebieden aan elkaar te verbinden. [verzoekers] wonen in de directe omgeving van de beoogde locatie voor de fietsbrug en de natuurverbinding. Hun perceel grenst aan het plangebied.
3. [verzoekers] kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover daarmee de aanleg van een fietsbrug en van een natuurverbinding mogelijk wordt gemaakt, en hebben verzocht een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
Fietsbrug
4. [verzoekers] vrezen dat hun woon- en leefklimaat als gevolg van de aanleg van de fietsbrug en het aansluitende fietspad naast hun woning zal worden aangetast. Doordat fietsers vrij zicht hebben op hun tuin zal hun privacy naar hun mening onaanvaardbaar worden verminderd. Daarnaast betogen [verzoekers] dat het plan tot geluidoverlast zal leiden en dat hun uitzicht wordt aangetast. Verder voeren zij aan dat de fietsbrug tot criminaliteit, tot een verkeersonveilige situatie en tot lichtoverlast zal leiden.
4.1. Aan een deel van de gronden is de bestemming "Natuur" en de aanduiding "brug" toegekend. Hiermee wordt voorzien in de aanleg van een fietsbrug en aansluitend een fietspad. Deze gronden grenzen aan het perceel van [verzoekers]. De bestemming "Natuur" en de aanduiding "brug" zijn toegekend aan een perceel met een breedte van ongeveer 52 m.
4.2. Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat de aanbestedingsprocedure voor de aanleg van de fietsbrug inmiddels is afgerond. Daaruit is een ontwerp naar voren gekomen waarmee parallel aan de woning van [verzoekers] op een afstand van ongeveer 40 m een fietspad zal worden aangelegd dat loopt naar de hellingbaan van de fietsbrug. De hellingbaan zelf zal volgens de raad op een afstand van ten minste 200 m van het perceel van [verzoekers] komen te liggen. Het fietspad naast hun woning wordt niet hoger dan de Vreelandseweg, aldus de raad.
Uit het voorgaande volgt dat het plan meer mogelijk maakt dan de voorziene uitvoering van de fietsbrug. Daargelaten of de aanleg van een fietsbrug op de gronden direct grenzend aan het perceel van [verzoekers], zoals mogelijk gemaakt met het plan, ruimtelijke aanvaardbaar is, volgt uit het voorgaande, hetgeen ter zitting ook door de raad is bevestigd, dat de belangen van de raad en de betrokken overheden niet worden aangetast door schorsing van het plan, voor zover daarmee meer mogelijk is gemaakt dan de beoogde uitvoering van de fietsbrug. Gelet op het belang van [verzoekers] dat gelegen is in het voorkomen van een aantasting van hun woon- en leefklimaat en om te verzekeren dat voor de uitspraak in de hoofdzaak de fietsbrug en het fietspad niet op de gronden direct grenzend aan het perceel van [verzoekers] kunnen worden aangelegd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Natuur" en de aanduiding "brug", voor zover daarmee meer mogelijk wordt gemaakt dan het voorziene ontwerp, te schorsen.
4.3. Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Natuur" en de aanduiding "brug" voor zover toegekend aan de gronden waarop het fietspad en de fietsbrug in het door de raad gekozen ontwerp zijn voorzien, heeft de raad ter zitting naar voren gebracht in augustus te willen beginnen met voorbereidende werkzaamheden voor de aanleg daarvan. Schorsing van het plan leidt volgens de raad ertoe dat extra kosten moeten worden gemaakt. Het belang van [verzoekers] bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het voorkomen van overlast nabij hun woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in zoverre een groter gewicht moet worden toegekend aan het belang van de raad en de andere betrokken overheden bij inwerkingtreding van het plan, dan aan het belang van [verzoekers] bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de afstand tussen het perceel van [verzoekers] en de beoogde locatie van het bij de fietsbrug behorende fietspad ongeveer 40 m bedraagt en tot de helling ten minste 200 m. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het fietspad en de fietsbrug in zoverre tot onaanvaardbare geluidoverlast ter plaatse van hun perceel zullen leiden. Verder is ter zitting door de raad naar voren gebracht dat het fietspad voor zover deze parallel aan het perceel van [verzoekers] zal worden gerealiseerd, niet op een talud zal worden aangelegd aangezien het perceel daarvoor te smal is. Hierdoor zal de aantasting van hun uitzicht en privacy volgens de raad beperkt zijn. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Ook voor het overige bestaat geen grond voor het oordeel dat aan het belang van [verzoekers] bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak treffen van een voorlopige voorziening een doorslaggevend gewicht moet worden toegekend, zodat het verzoek in zoverre dient te worden afgewezen.
Natuurverbinding
5. Ten aanzien van het verzoek een voorlopige voorziening te treffen voor zover met het plan de aanleg van een natuurverbinding mogelijk wordt gemaakt, betogen [verzoekers] dat de raad nut en noodzaak van de aanleg van een natuurverbinding onvoldoende hebben onderbouwd. In dat kader betwisten zij dat in het gebied reeën voorkomen. Daarnaast betogen zij dat de oversteek van het Amsterdam-Rijnkanaal als gevolg van het drukke vaarverkeer voor dieren onmogelijk is.
5.1. Aan de gronden in het plangebied is deels de bestemming "Natuur" en deels de aanduiding "natuur" toegekend. Hiermee voorziet het plan in de mogelijkheid om een natuurverbinding aan te leggen. De raad heeft toegelicht dat beoogd is een ecologische verbinding te maken tussen Venen en Vechtplassen, zodat een uitwisseling tussen populaties kan plaatsvinden. Voor zover partijen van mening verschillen over nut en noodzaak van de natuurverbinding acht de voorzieningenrechter dit aspect voldoende onderbouwd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verbinding niet slechts bedoeld is voor de oversteek van reeën, zodat de enkele stelling van [verzoekers] dat reeën in het gebied niet voorkomen, niet maakt dat nut en noodzaak ontbreken. Voorts heeft de raad toegelicht dat met de natuurverbinding de kans op een succesvolle oversteek van het Amsterdam-Rijnkanaal voor dieren wordt verhoogd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Ook ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van natte natuur naast de woning van [verzoekers] zal leiden tot een onaanvaardbare toename van insecten zoals zij ter zitting hebben betoogd. In hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog dan ook geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit, voor zover daarmee de aanleg van de natuurverbinding mogelijk wordt gemaakt, in de hoofdzaak geen stand zal kunnen houden, zodat het verzoek in zoverre dient te worden afgewezen.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht van 1 maart 2016, kenmerk Z/14/37268-VB/15/04992, voor zover het betreft de gronden zoals aangegeven op de aangehechte kaart voor zover daaraan de bestemming "Natuur" en de aanduiding "brug" zijn toegekend;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
III. gelast dat de raad van de gemeente Stichtse Vecht aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Koeman w.g. Donner-Haan
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2016
674.