ECLI:NL:RVS:2016:2045

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
201600024/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Katwijkerbuurt en de ruimte-voor-ruimte regeling in Pijnacker-Nootdorp

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 juli 2016 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Katwijkerbuurt, deelgebied Berkelse Lint" dat op 29 oktober 2015 door de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is vastgesteld. Appellant, een glastuinbouwer uit Pijnacker, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij het niet eens is met de bestemming van zijn perceel en de gevolgen van de ruimte-voor-ruimte regeling. De raad heeft in het bestemmingsplan 10 compensatiewoningen voorzien, wat appellant als onterecht beschouwt, omdat hij geen woonbestemming voor zijn perceel heeft gekregen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 27 juni 2016, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Hiemstra, en de raad door medewerkers van de gemeente.

De Raad van State heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst. Appellant betoogde dat zijn perceel ten onrechte niet de bestemming "Wonen" heeft gekregen en dat de compensatiewoningen te dicht bij zijn glastuinbouwbedrijf zijn gesitueerd. De raad heeft echter gesteld dat de transformatie van het Berkelse Lint alleen mogelijk is door middel van de ruimte-voor-ruimte regeling, en dat appellant geen gebruik heeft gemaakt van deze regeling. De Afdeling oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat de afstand tussen de compensatiewoningen en het glastuinbouwbedrijf van appellant aanvaardbaar is.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juli 2016.

Uitspraak

201600024/1/R4.
Datum uitspraak: 20 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Katwijkerbuurt, deelgebied Berkelse Lint" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, advocaat te Delft, en de raad, vertegenwoordigd door M. Dorrepaal en R. van den Bosch, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. De Katwijkerbuurt in Pijnacker grenst aan de rand van het stedelijk gebied van Zoetermeer. In dit gebied zijn voornamelijk glastuinbouwbedrijven aanwezig. Het gemeentebestuur wil de Katwijkerbuurt geleidelijk transformeren van een overwegend glastuinbouwgebied naar een gebied waarin de functie wonen wordt gecombineerd met kleinschalige recreatie en natuur. Het gemeentebestuur wil deze transformatie bewerkstelligen door middel van de zogenoemde ruimte-voor-ruimte regeling. Kort gezegd komt deze regeling erop neer dat glastuinbouwers een burgerwoning mogen bouwen in ruil voor het slopen van kassen en andere bedrijfsgebouwen. Dergelijke woningen worden ook wel compensatiewoningen genoemd.
2. Een deelgebied van de Katwijkerbuurt is het Berkelse Lint dat de percelen aan de Keulseweg en Berkelseweg omvat. Met het plan beoogt de raad voor dit deelgebied een actueel planologisch-juridisch kader te bieden. Het plan bevat een aantal conserverende bestemmingen. Verder voorziet het in 10 compensatiewoningen, zodat de raad met het plan in zoverre ook een bijdrage beoogt te leveren aan bedoelde transformatie van de Katwijkerbuurt.
3. [appellant] exploiteert een glastuinbouwbedrijf aan de [locatie]. Het gemeentebestuur heeft met hem gesproken over het beëindigen van ook zijn bedrijf ten behoeve van de transformatie van het Berkelse Lint. De uitkomst van dit overleg is dat [appellant] geen gebruik wenst te maken van de ruimte-voor-ruimte regeling om zijn bedrijf te beëindigen. Zijn bezwaar tegen de regeling is in het bijzonder dat deze teveel kosten met zich brengt.
Planologische regeling voor het perceel van [appellant]
4. In artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels staat dat de voor "Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor glastuinbouwbedrijven.
Lid 3.2, aanhef en onder a, bepaalt dat op en in deze gronden kassen en andere bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd.
4.1. Aan het perceel van [appellant] is de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf" toegekend. Gelet op de hierboven aangehaalde planregels is het glastuinbouwbedrijf van [appellant] derhalve als zodanig bestemd.
Opzet van het betoog
5. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [appellant] primair betoogt dat ten onrechte geen woonbestemming aan zijn perceel is toegekend. Subsidiair betoogt hij dat de compensatiewoningen in strijd met een goede ruimtelijke ordening op een te korte afstand van zijn glastuinbouwbedrijf zijn gesitueerd. Meer subsidiair betoogt [appellant] schade te ondervinden vanwege de geleidelijke transformatie van het Berkelse Lint.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Beoordeling van het primaire betoog
7. [appellant] betoogt dat zijn glastuinbouwbedrijf ten onrechte als zodanig is bestemd. Volgens hem had aan zijn perceel de bestemming "Wonen" moeten worden toegekend, waarmee zijn perceel beter verkoopbaar wordt dan thans het geval is. In verband met dit betoog heeft [appellant] ook naar voren gebracht dat het in strijd is met de Gebiedsvisie Katwijkerlaan uit 2009 (hierna: de gebiedsvisie) om de glastuinbouwbedrijvigheid aan het Berkelse Lint niet in één keer weg te bestemmen.
7.1. De raad stelt de transformatie van het Berkelse Lint slechts mogelijk te willen maken door middel van de ruimte-voor-ruimte regeling. Nu [appellant] geen gebruik wil maken van deze regeling, heeft de raad ook geen woonbestemming voor compensatiewoningen toegekend aan zijn perceel. Voorts stelt de raad dat het plan niet in strijd met de gebiedsvisie is.
7.2. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de compensatiewoningen een uitzondering vormen op het gemeentelijke en provinciale beleidsuitgangspunt dat er in het buitengebied geen nieuwe burgerwoningen worden mogelijk gemaakt. Deze uitzondering wordt volgens de raad gemaakt omdat de sloop van kassen en andere bedrijfsgebouwen, in ruil waarvoor compensatiewoningen mogelijk worden gemaakt, een belangrijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied behelst. De raad heeft geen woonbestemming aan het perceel van [appellant] willen toekennen zonder gebruikmaking van de ruimte-voor-ruimte regeling, omdat voormelde kwaliteitsverbetering in dat geval niet kan worden gegarandeerd. Wat [appellant] betreft houdt de raad derhalve vast aan het algemene beleidsuitgangspunt dat nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet mogelijk worden gemaakt. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Voorts overweegt de Afdeling dat het niet in strijd is met de gebiedsvisie om glastuinbouwbedrijven, zoals het bedrijf van [appellant], als zodanig te bestemmen. De gebiedsvisie gaat immers uit van een geleidelijke transformatie van de Katwijkerbuurt en van vrijwillige deelname aan de ruimte-voor-ruimte regeling. Dat de raad de keuze van [appellant] om zijn bedrijf te continueren en geen gebruik te maken van de ruimte-voor-ruimte regeling heeft gerespecteerd door zijn glastuinbouwbedrijf als zodanig te bestemmen, is derhalve in overeenstemming met de gebiedsvisie. Het betoog faalt.
Beoordeling van het subsidiaire betoog
8. [appellant] betoogt subsidiair dat de voorziene compensatiewoningen op een te korte afstand van zijn bestaande glastuinbouwbedrijf zijn voorzien. Dit is volgens hem in strijd met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] voert aan dat het plangebied een rustig gebied is als bedoeld in de brochure van de Vereniging van Nederlandse gemeenten 2009 (hierna: de VNG-brochure) en dat de raad voor een functiespreiding had moeten kiezen die beter aansluit bij het karakter van een dergelijk gebied. Verder voert [appellant] aan dat zijn glastuinbouwbedrijf op deze locatie niet kan uitbreiden.
8.1. Volgens de raad is de milieuzonering in het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening, nu wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m uit de VNG-brochure. Verder heeft de raad gesteld dat het plan voldoende mogelijkheid biedt voor uitbreiding van het bedrijf van [appellant].
8.2. Zoals op pagina 23 van de plantoelichting uiteen is gezet, is het plan deels conserverend van aard en voorziet het plan deels in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, te weten 10 compensatiewoningen. Om te bepalen op welke locaties deze compensatiewoningen gesitueerd kunnen worden, heeft de raad aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure wordt voor "kassen zonder verwarming" en "kassen met gasverwarming" een richtafstand van 30 m aanbevolen tot gevoelige functies zoals woningen. Indien een gebied is aan te merken als een omgevingstype gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure kan deze richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. In dat geval geldt een richtafstand van 10 m. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het plangebied terecht als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure getypeerd. In het plangebied zijn immers verschillende functies aanwezig, te weten woningen, glastuinbouwbedrijven en een carrosseriebedrijf. De raad is derhalve terecht uitgegaan van een indicatieve richtafstand van 10 m. Ter zitting is door partijen beaamd dat de afstand tussen het glastuinbouwperceel van [appellant] en de dichtstbij voorziene compensatiewoning 15 m bedraagt, zodat aan deze richtafstand wordt voldaan. Nu [appellant] niet heeft aangevoerd dat een grotere afstand dan 10 m moet worden aangehouden, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de situering van de voorziene compensatiewoningen ten opzichte van het glastuinbouwbedrijf van [appellant] aanvaardbaar is.
Wat de uitbreidingsmogelijkheden van het glastuinbouwbedrijf van [appellant] betreft, wordt als volgt overwogen. Het gehele perceel van [appellant] is voor glastuinbouw bestemd. Artikel 18, lid 18.1, van de planregels bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid waarmee het college een bestemmingsvlak met maximaal 10% kan vergroten. Verder kan het college op grond van artikel 8, lid 8.3.1, nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van woningen ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bedrijfsvoering en milieuruimte van aangrenzende en nabijgelegen glastuinbouwbedrijven. De raad heeft het niet wenselijk geacht verdere uitbreidingsmogelijkheden voor het glastuinbouwbedrijf van [appellant] te bieden. Nu het de bedoeling is om de Katwijkerbuurt op termijn te transformeren naar een gebied waarin wonen wordt gecombineerd met kleinschalige recreatie en natuur, acht de Afdeling dit niet onredelijk. Hierbij betrekt de Afdeling ook dat [appellant] geen concrete uitbreidingsplannen heeft.
Het betoog faalt.
Beoordeling van het meer subsidiaire betoog
9. Over het meer subsidiaire betoog dat [appellant] schade zal lijden als gevolg van de geleidelijke transformatie van het Berkelse Lint, wordt als volgt overwogen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanige schade zal ondervinden dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Het betoog faalt.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016
539-813.