ECLI:NL:RVS:2016:2078

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
201504622/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th. C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de herroeping van een tijdelijke exploitatievergunning voor een horecabedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 29 april 2015 het beroep van [appellant] tegen de herroeping van zijn tijdelijke exploitatievergunning niet-ontvankelijk heeft verklaard. De burgemeester van Zaanstad had op 19 december 2013 een tijdelijke vergunning verleend voor de exploitatie van het horecabedrijf van [appellant] voor de duur van één jaar. Op 18 december 2014 herroept de burgemeester deze vergunning na het gegrond verklaren van het bezwaar van [partijen]. De rechtbank oordeelt dat [appellant] geen belang heeft bij de beoordeling van de herroeping, omdat de termijn van de vergunning op 19 december 2014 was verstreken. [appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen belang heeft bij de herroeping, omdat dit oordeel invloed kan hebben op zijn verzoek om omzetting van de tijdelijke vergunning naar een vergunning voor onbepaalde tijd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 juli 2016 behandeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellant] geen belang heeft bij de herroeping van de vergunning, omdat de bestuurlijke besluitvorming al was afgerond. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201504622/1/A3.
Datum uitspraak: 27 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Krommenie, gemeente Zaanstad, handelend onder de naam [bedrijf],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 april 2015 in zaak nr. 14/5325 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de burgemeester [appellant], voor de periode van één jaar, vergunning verleend voor de exploitatie van zijn horecabedrijf.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft de burgemeester het door [partijen] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 19 december 2013 tot verlening van de vergunning herroepen.
Bij uitspraak van 29 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.J. Boekel, advocaat te Medemblik, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F. Brouwer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Los van de onderhavige procedure over de aan [appellant] bij besluit van 19 december 2013 verleende exploitatievergunning, procedeert [appellant] tegen de afwijzing, bij besluit van 17 december 2014, door de burgemeester van zijn verzoek tot omzetting van deze vergunning in een vergunning voor onbepaalde tijd. Zijn bezwaar tegen de afwijzing is bij besluit van 18 maart 2015 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is, naar [appellant] ter zitting bij de Afdeling van 13 juli 2016 heeft verklaard, inmiddels door de rechtbank ter zitting behandeld maar hij heeft de uitspraak nog niet ontvangen.
De bij besluit van 19 december 2013 aan [appellant] verleende exploitatievergunning was een tijdelijke vergunning voor de periode van één jaar. Bij de beslissing op bezwaar van 18 december 2014 is deze tijdelijke vergunning herroepen. De rechtbank heeft het tegen de herroeping van de tijdelijke vergunning ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang aan de zijde van [appellant] bij een beoordeling van de herroeping van de vergunning waarvan de termijn waarvoor deze was verleend op 19 december 2014, dus één dag na de herroeping ervan, is verstreken. [appellant] bestrijdt dit oordeel.
2. [appellant] betoogt daartoe dat zijn belang bij een oordeel over de herroeping van de tijdelijke vergunning is gelegen in de betekenis die het oordeel van de rechtbank daarover kan hebben voor de besluitvorming van de burgemeester op zijn verzoek om omzetting van de tijdelijke vergunning in een vergunning voor onbepaalde tijd.
2.1. Dit betoog faalt. De burgemeester had vóór de behandeling van het onderhavige beroep ter zitting van de rechtbank op 19 maart 2015, bij besluit van 18 maart 2015, beslist op het bezwaar tegen de afwijzing van het omzettingsverzoek. De bestuurlijke besluitvorming was daarmee afgerond. Dat [appellant] ook tegen dit besluit op bezwaar beroep bij de rechtbank heeft ingesteld, doet daar niet aan af. Gelet hierop behoefde de rechtbank in de mogelijkheid dat de burgemeester in een oordeel van de rechtbank over de herroeping van de tijdelijke vergunning aanleiding zou kunnen zien om op zijn besluitvorming over de omzetting spontaan terug te komen, geen aanleiding te zien om, ondanks dat de termijn van de tijdelijke vergunning was verlopen, belang aan te nemen bij beoordeling van de herroeping van die vergunning.
3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij evenmin belang kan ontlenen aan de aangekondigde schadeclaim in geval van gegrondverklaring van het beroep omdat zijn horecabedrijf op de enige dag die nog resteerde voor het verstrijken van de termijn van een jaar ook zonder de herroeping van de tijdelijke vergunning niet geopend zou zijn geweest omdat het een dag (donderdag) betrof waarop het bedrijf gewoonlijk dicht was. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank voorbij is gegaan aan de schade die, zoals hij in beroep heeft gesteld, ook dan wordt ondervonden omdat, ook als het bedrijf gesloten is, zakelijke lasten zoals huur, kosten voor gas, licht en water en gemeentelijke belastingen verschuldigd blijven.
3.1. Het betoog faalt. Onweersproken is dat het bedrijf op donderdag gewoonlijk gesloten was. Dit brengt niet alleen met zich dat [appellant] die dag ook zonder herroeping van de tijdelijke exploitatievergunning geen inkomsten uit zijn bedrijf had gehad, maar eveneens dat de op die dag doorlopende vaste lasten ook door [appellant] verschuldigd waren geweest als de tijdelijke exploitatievergunning niet een dag vóór ommekomst van de termijn was herroepen.
De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat de door [appellant] gestelde schade er niet toe kan leiden dat hij in zijn beroep wordt ontvangen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th. C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016
43.