ECLI:NL:RVS:2016:2147

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
201508649/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Daelzicht en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden

Op 3 augustus 2016 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Daelzicht" dat op 8 oktober 2015 door de raad van de gemeente Maasgouw was vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 223 niet-zelfstandige zorgwoningen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking aan de Heerbaan 17 in Heel. Twee appellanten, wonend in de nabijheid van het plangebied, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich zorgen maken over de aantasting van hun woon- en leefklimaat door de nieuwbouw.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 20 juni 2016 behandeld. Appellant sub 1 betoogde dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van zijn privacy en dat de afstand van de nieuwbouw tot zijn woning te gering is. Appellant sub 2 trok zijn beroep in voor een deel, maar de raad stelde dat hij geen belanghebbende was, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Afdeling oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het bestemmingsplan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van appellant sub 1.

De Afdeling concludeerde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan handelen. De Afdeling verklaarde het beroep van appellant sub 2 niet-ontvankelijk en het beroep van appellant sub 1 ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201508649/1/R1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Heel, gemeente Maasgouw,
2. [appellant sub 2], wonend te Heel, gemeente Maasgouw,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Daelzicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting Stichting Daelzicht heeft daartoe in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2016, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, werkzaam bij ARAG, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door N.J. Brouwers, werkzaam bij Konijnenburg Groep, zijn verschenen. Voorts is Stichting Daelzicht, vertegenwoordigd door E.R. Frieser, advocaat te Sittard, en L.T.H. Timmermans, als partij gehoord.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Inleiding
2. Het plan voorziet in een nieuwe planologische regeling voor de welzijnsinstelling Daelzicht (voorheen Sint-Joseph) aan de Heerbaan 17 in de kern Heel van de gemeente Maasgouw. De instelling biedt zorg, ondersteuning en begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking, al dan niet gecombineerd met een lichamelijke beperking. Het voorliggende plan voorziet in een complex van 223 niet-zelfstandige zorgwoningen (hierna: het woon-zorgcomplex) bedoeld voor evenzoveel bewoners. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat.
De ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 2]
3. Ter zitting heeft [appellant sub 2] zijn beroep ingetrokken voor zover het betreft het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 2] geen belanghebbende is, zodat zijn beroep niet-ontvankelijk is.
4.1. [appellant sub 2] woont op een afstand van ongeveer 130 m van het plangebied. Tussen zijn woning en het plangebied ligt de Panheelderweg en een groep bomen die zijn zicht op het plangebied belemmert. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat het plan zal leiden tot een toename van de verkeersintensiteit overweegt de Afdeling dat zijn woning op 44 m van een verkeersrotonde ligt waarop naast de Panheelderweg onder meer de Heerbaan (N566) uitkomt. De verkeersbewegingen vanwege het plan zijn ter plaatse dan ook opgenomen in het heersende verkeersbeeld.
Voor het overige heeft [appellant sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van 130 m een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
De conclusie is dat [appellant sub 2] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen. Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1]
5. [appellant sub 1] woont aan [locatie] te Heel en richt zich in beroep tegen het aantal zorgwoningen, de geringe afstand van de nieuwbouw tot zijn woning en de bouwhoogte. Hij betoogt dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Hij vreest een aantasting van zijn privacy nu vanuit het woon-zorgcomplex veelvuldig direct in zijn tuin en woning zal worden gekeken. Voorts verwacht hij een toename van de overlast op straat in de vorm van stemgeluiden en vernielingen, die nu al merkbaar is vanwege de bestaande zorgwoningen. Volgens [appellant sub 1] kunnen de tijdelijke zorgwoningen in het plangebied niet tot het bestaande aantal worden gerekend. Daarnaast heeft het plangebied ten onrechte geen betrekking op alle gronden van Daelzicht. Daardoor bestaat onvoldoende inzicht in het aantal zorgwoningen buiten het plangebied. Voorts vreest [appellant sub 1] dat in toekomstige besluitvorming wordt afgegaan op de notitie Beeldkwaliteit waarin nog meer zorgwoningen zijn weergegeven.
5.1. Het plan voorziet ter plaatse van de gronden van Daelzicht aan de Heerbaan 17 in de bestemming "Maatschappelijk - Welzijnsinstelling" en een aantal bouwvlakken. Tegenover de woning van [appellant sub 1] voorziet het plan in een aanduiding voor een maximum bouwhoogte van 12,8 m. De afstand van het bouwvlak tot de woning van [appellant sub 1] bedraagt 30 m.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk - Welzijnsinstelling" aangewezen gronden bestemd voor:
a. verzorgingswoningen voor lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten, met een maximum van 223;
b. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, van religieuze functies, van medisch-sociale functies en van culturele functies;
c. kantoordoeleinden behorende bij de verzorgingswoningen en bij de uitoefening van de activiteiten en functies die zijn genoemd onder b.
Ingevolge lid 3.2.1, gelden voor het bouwen van gebouwen en overkappingen de volgende regels:
a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maataanduidingen "maximum goothoogte (m)" en "maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven;
Ingevolge artikel 1, onder 1.39, wordt onder verzorgingswoning verstaan een woonruimte, zijnde een niet zelfstandige woning, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van lichamelijke en/of geestelijke gehandicapten, waarvoor geldt dat een verzorgingswoning maximaal één bewoner mag hebben.
5.2. Vast staat dat vanuit het woon-zorgcomplex zicht bestaat op de woning en de tuin van [appellant sub 1]. Het zicht wordt slechts in geringe mate ontnomen door de bomen aan beide zijden van de Heerbaan. Gelet op de stedelijke omgeving, de bouwhoogte van 12,8 m en de afstand van 30 m tot de woning van [appellant sub 1] heeft de raad zich evenwel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van zijn privacy. Overigens is gebleken dat de bouwhoogte is verlaagd ten opzichte van de bouwhoogte van ongeveer 17,5 m van het voormalige kloostergebouw ter plaatse. Gelet op de verbeelding in combinatie met een luchtfoto is, anders dan [appellant sub 1] betoogt, niet gebleken dat het bouwvlak ten opzichte van de oude situatie in de richting van zijn woning is verschoven. Het betoog faalt.
5.3. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels voorziet het plan in 223 zorgwoningen. Dat aantal bestaat uit de al langer bestaande zorgwoningen, 44 zorgwoningen ter vervanging van evenzoveel tijdelijke zorgwoningen in het plangebied en tien zorgwoningen ter vervanging van evenzoveel tijdelijke zorgwoningen buiten het plangebied.
5.4. Wat betreft de definitieve bestemming van de 44 tijdelijke zorgwoningen overweegt de Afdeling als volgt. Bij besluit van 21 april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders met toepassing van het toenmalige artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvergunning verleend om voor 5 jaar in afwijking van het bestemmingsplan buiten het bouwvlak een gezondheidszorggebouw te bouwen. Daarin zijn de 44 tijdelijke zorgwoningen gevestigd. In de voorwaarden uit de vergunning is vermeld dat de vergunning maximaal 5 jaar in stand blijft, zodat voor 21 april 2015 alle bouwwerken krachtens deze vergunning moeten zijn verwijderd, dan wel moeten voldoen aan de dan geldende regelgeving.
Deze vergunning was nodig omdat het toenmalige bestemmingsplan "Kern Heel" uit 2006 ter plaatse van de 44 tijdelijke zorgwoningen niet in een bouwvlak voorzag. Het aantal zorgwoningen was in dat plan niet beperkt. Nadien is het bestemmingsplan "Heel - Panheel" uit 2013 vastgesteld. Ingevolge dat plan mocht het aantal zorgwoningen niet toenemen. Ter plaatse van de 44 tijdelijke zorgwoningen was wel in een bouwvlak voorzien.
Gelet op het vorenstaande zijn de 44 tijdelijke zorgwoningen legaal opgericht. Voorts voorzag het bestemmingsplan uit 2013 ter plaatse in een bouwvlak, zodat de tijdelijke zorgwoningen op grond van dat plan definitief hadden kunnen worden vergund. Daelzicht heeft daar niet om verzocht, nu dat niet de gewenste eindsituatie is. De raad en Daelzicht beogen dat de tijdelijke zorgwoningen alsnog worden verwijderd als de in het voorliggende plan voorziene nieuwbouw is verwezenlijkt. Vanwege deze samenhang tussen de tijdelijke zorgwoningen en de voorziene nieuwbouw heeft de raad de 44 tijdelijke zorgwoningen in redelijkheid tot het bestaande aantal zorgwoningen kunnen rekenen. Het betoog faalt.
5.5. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In dit geval heeft de raad toegelicht dat de toekomstplannen voor de overige gronden van Daelzicht een afzonderlijke ontwikkeling zijn waarvoor nog haalbaarheidsonderzoeken dienen plaats te vinden. Voorts voorziet het plan weliswaar in de herontwikkeling van de gronden binnen het plangebied, maar neemt het aantal zorgwoningen slechts in geringe mate toe van 213 naar 223 zorgwoningen. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.
5.6. Voor zover [appellant sub 1] vreest dat in toekomstige besluitvorming wordt afgegaan op een nog groter aantal zorgwoningen genoemd in de notitie Beeldkwaliteit, overweegt de Afdeling dat in deze procedure uitsluitend het vastgestelde bestemmingsplan voorligt. Eventuele toekomstige besluitvorming kan thans dan ook niet aan de orde komen, nog daargelaten dat de raad heeft toegelicht dat de notitie Beeldkwaliteit uitsluitend als welstandsnota wordt gebruikt. Daarin is volgens de raad geen ruimtelijk beleid omtrent het aantal zorgwoningen neergelegd. Het betoog faalt.
5.7. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het plan zal leiden tot overlast in de vorm van vernielingen en stemgeluiden op straat overweegt de Afdeling dat het aantal zorgwoningen in het plangebied slechts in geringe mate toeneemt van 213 naar 223 zorgwoningen. Voorts zal ten aanzien van eventuele overtredingen in het kader van de openbare orde handhavend kunnen worden opgetreden. Argumenten met betrekking tot handhaving kunnen in de onderhavige bestemmingsplanprocedure niet aan de orde worden gesteld. Het betoog faalt.
6. [appellant sub 1] betoogt dat het woon-zorgcomplex ongelukkig is gesitueerd tegenover het café aan de overzijde van de Rector Driessenstraat.
6.1. De afstand tussen het café en de voorziene zorgwoningen bedraagt 20 m. Niet in geschil is dat aan de aanbevolen afstand uit de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten van 10 m wordt voldaan. Voorts is de ligging van het terrein van Daelzicht ten opzichte van het café een bestaande situatie. Niet aannemelijk is dat een relatief kleine verplaatsing van de zorgwoningen in de richting van het café tot een toename van eventuele problemen leidt. Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Koeman w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2016
635.