201505151/4/R4.
Datum uitspraak: 10 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Noardburgum e.o. 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Onder andere [appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2016, waar een aantal partijen, al dan niet vertegenwoordigd door hun gemachtigde, is verschenen.
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:495, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 21 mei 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 26 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Noardburgum e.o. 2015" gewijzigd vastgesteld, voor zover dit het perceel ten westen van [locatie] te Noardburgum betreft.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellanten] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 21 mei 2015, voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch-Cultuurgrond" dat betrekking heeft op het perceel ten westen van het perceel [locatie] te Noardburgum is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet daarop is het beroep van [appellanten] tegen dat besluit gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betrekking heeft op het genoemde plandeel.
2. Ter voldoening aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht van de Afdeling heeft de raad op 26 mei 2016 besloten om een andere planregeling vast te stellen voor het perceel ten westen van [locatie] te Noardburgum. Aan dit perceel zijn de bestemmingen "Wonen - ANB", "Tuin" en een bouwvlak toegekend. Op grond daarvan kan een vrijstaande woning op het perceel worden gerealiseerd. [appellanten] hebben in de zienswijze medegedeeld hiermee te kunnen instemmen. Het besluit van 26 mei 2016 is, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, geen onderwerp van dit geding, nu [appellanten] daarbij onvoldoende belang hebben.
3. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De opgegeven reiskosten anders dan voor reizen met het openbaar vervoer komen niet voor vergoeding in aanmerking nu niet is onderbouwd waarom reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk was. De Afdeling gaat bij het vaststellen van de hoogte van de reiskosten dan ook uit van reizen met het openbaar vervoer.
De opgegeven verletkosten zijn niet met stukken onderbouwd. De Afdeling gaat bij het vaststellen van de hoogte van die kosten daarom uit van een forfaitair maximaal uurtarief van € 7,00 en van een forfaitair aantal uren van 6, zodat de verletkosten worden gesteld op € 42,00.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel van 21 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noardburgum e.o. 2015", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch-Cultuurgrond" dat betrekking heeft op het perceel ten westen van het perceel [locatie] te Noardburgum;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.091,30 (zegge: duizendeenennegentig euro en dertig cent), waarvan € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Poppelaars
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2016
780.