201507653/1/A1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 augustus 2015 in zaak nr. 15/2487 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een terras met hekwerk op de uitbouw en het vergroten van de dakkapel aan de achterzijde van de woning op het perceel [locatie] te Den Haag.
Bij besluit van 23 februari 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning met inachtneming van de op 6 februari 2015 gewijzigde bouwtekeningen in stand gelaten.
Bij uitspraak van 27 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Amerongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [vergunninghouder] is voornemens een Frans balkon en een vergroting van de dakkapel, beide aan de achterzijde van zijn woning, te realiseren. [appellant] woont in het naastgelegen pand en vreest dat het gebruik van het Frans balkon leidt tot een aantasting van zijn privacy. In hoger beroep is aan de orde of het Frans balkon omgevingsvergunningvrij is.
2. In het besluit van 23 februari 2015 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het Frans balkon op grond van artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) omgevingsvergunningvrij is.
Toepasselijke regelgeving
3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.3, tweede lid, van het Bor is in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de wet geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 2 in samenhang met artikel 5 en artikel 8 van bijlage II.
Ingevolge artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Bor is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de wet niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel, mits in de achtergevel, of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw.
Beoordeling van het hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het Frans balkon omgevingsvergunningvrij is op grond van artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Bor. Hij voert daartoe aan dat een Frans balkon niet als een kozijn, kozijninvulling of een gevelpaneel kan worden aangemerkt.
4.1. Het bouwplan voorziet in het wijzigen van het bestaande raam in de achtergevel in dubbele, naar binnen draaiende, deuren. Op het kozijn van de deuren wordt, binnen de gevellijn, een metalen hekwerk geplaatst dat niet kan worden geopend.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1627, is in artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Bor niet de beperking opgenomen dat de bestaande gevelopeningen in de achtergevel ongewijzigd dienen te blijven. Ook vergroting van bestaande gevelopeningen vallen onder deze categorie. Het hekwerk maakt naar het oordeel van de Afdeling in dit geval onderdeel uit van het kozijn. Het bouwplan bestaat aldus in zoverre uit het wijzigen van het kozijn in de achtergevel van het hoofdgebouw en is daarmee een activiteit als bedoeld in artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Bor. Aan het beroep van [appellant] op de door hem zelf uitgevoerde vergunningcheck op de website www.omgevingsloket.nl en het artikel 'Vensters, ramen en roeden' van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad komt geen betekenis toe nu voor de vraag of het bouwplan omgevingsvergunningvrij is slechts bijlage II van het Bor bepalend is. Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college het bouwplan, voor zover dat betrekking heeft op het Frans balkon, terecht op grond van artikel 2, aanhef en zevende lid, van bijlage II van het Bor, als omgevingsvergunningvrij aangemerkt.
Het betoog faalt.
5. Over de stelling van [appellant], dat in afwijking van het bouwplan de deuren naar buiten opengaan en het hekwerk aan de binnenzijde is gemonteerd, kan de Afdeling niet oordelen, nu het in deze zaak gaat om het plan. Indien [appellant] bezwaren heeft tegen de feitelijke uitvoering kan hij terzake om handhaving verzoeken.
6. Wat betreft het betoog van [appellant] dat het bouwplan in strijd is met artikel 50 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt overwogen dat, nu het bouwplan omgevingsvergunningvrij is, aan een beoordeling van dit betoog niet kan worden toegekomen. De rechtbank is terecht tot eenzelfde conclusie gekomen.
7. Voor zover het betoog van [appellant] betrekking heeft op de handelswijze van de gemeente Den Haag in het algemeen en de staat van de binten in de erker van de woning op het perceel wordt overwogen dat dit in deze procedure niet aan de orde kan komen. In deze procedure ligt slechts de rechtmatigheid van het besluit van 13 oktober 2014, zoals gehandhaafd in het besluit van 23 februari 2015, ter beoordeling voor.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
473.