201509357/1/A2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015 in zaak nr. 15/4964 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] over 2011 definitief vastgesteld op nihil en € 836,00 aan teveel betaalde voorschotten zorgtoeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 24 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag van [appellant] over 2011 definitief vastgesteld op nihil en € 3.926,00 aan teveel betaalde voorschotten huurtoeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 29 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] tegen die besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 4 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 31 mei 2016 heeft de Afdeling de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om nadere stukken.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze stukken gezonden bij brief van 3 juni 2016.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.R.R. Oevering, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
Aanleiding
1. Op 18 januari 2012 is op naam van [appellant] digitaal een aanvraag om huur- en zorgtoeslag ingediend met ingangsdatum 1 januari 2011.
Bij besluiten van 6 en 8 februari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen voorschotten zorg- en huurtoeslag aan hem toegekend over 2011. Bij antwoordformulieren, ondertekend op 18 en 27 februari 2012, heeft [appellant] desgevraagd de bankrekening, waarvan het nummer eindigt met de cijfers 737, opgegeven waarop de voorschotten kunnen worden overgemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de voorschotten huur- en zorgtoeslag op die bankrekening overgemaakt.
2. Bij besluiten van 13 en 24 februari 2015 is de huur- en zorgtoeslag van [appellant] definitief vastgesteld op nihil en zijn de teveel betaalde voorschotten teruggevorderd. De nihilstelling is niet in geschil. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de terugvordering van de voorschotten. [appellant] meent dat deze niet bij hem mogen worden teruggevorderd.
3. In bezwaar heeft [appellant] aangevoerd dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude. [appellant] stelt dat hij tot 17 januari 2012 in het asielzoekerscentrum (hierna: AZC) te Laren verbleef en dat een andere bewoner van het AZC, [persoon], de antwoordformulieren van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ingevuld en ondertekend. Volgens [appellant] is het bankrekeningnummer dat daarbij is opgegeven, eindigend met de cijfers 737, waarop de voorschotten van de Belastingdienst/Toeslagen zijn overgemaakt, niet van hem.
4. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich bij het besluit op bezwaar van 29 juni 2015 op het standpunt gesteld dat [appellant] zijn betoog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat het aan [appellant] is om zijn schade via een civiele procedure te verhalen op [persoon], nu de aanvraag met de DigiD van [appellant] is ingediend en hij hiervoor verantwoordelijk is, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
5. De hiertegen gerichte beroepsgrond van [appellant], dat hij de huur- en zorgtoeslag niet heeft aangevraagd noch de voorschotten heeft ontvangen, heeft de rechtbank verworpen.
Hogerberoepsgronden
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte deze beroepsgrond heeft verworpen, dat [persoon] bij zijn post in het AZC kon komen, dat hij het vertrouwen van [appellant] heeft misbruikt en dat [persoon] ook op naam van anderen toeslagen heeft aangevraagd. Volgens [appellant] volgt uit de stukken die bij de rechtbank zijn ingediend dat de Belastingdienst/Toeslagen in twee gevallen de toeslagen niet bij de aanvrager heeft teruggevorderd. [appellant] doet daarom een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Beoordeling van de hogerberoepsgronden
7. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de dienst in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de aanvraag. Vaststaat dat de Belastingdienst/Toeslagen op 18 januari 2012 op naam van [appellant] een digitale aanvraag om huur- en zorgtoeslag met ingang van 1 januari 2011 heeft ontvangen. Voor het indienen hiervan was vereist dat deze door de aanvrager met diens DigiD werd ondertekend, zijnde een persoonlijke inlogcode, voorzien van een wachtwoord, waarmee een persoon zich kan identificeren op websites van de overheid. Naar de dienst onweersproken ter zitting in beroep heeft gesteld, kon de aanvraag alleen worden gedaan met de DigiD in combinatie met het burgerservicenummer. Nu de aanvraag op naam van [appellant] is gedaan, moet het er voor worden gehouden dat de aanvraag is ingediend door hem of door een persoon aan wie [appellant] zijn DigiD en zijn burgerservicenummer (hierna: BSN) ter beschikking heeft gesteld. In het laatste geval is de aanvraag aan [appellant] toe te rekenen. De gebruikersnaam en het wachtwoord voor de DigiD zijn immers strikt persoonlijk.
De door [appellant] gestelde omstandigheden geven geen aanleiding tot een ander oordeel. [appellant] heeft op 15 juni 2015 aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte of van oplichting/fraude door [persoon]. In het proces-verbaal van de politie is vermeld, dat [appellant] ermee akkoord was gegaan dat [persoon] geld voor hem zou regelen en dat hij hiertoe de brieven van de Belastingdienst/Toeslagen aan [persoon] gaf. [appellant] heeft derhalve [persoon] ingeschakeld om de toeslagen voor hem te regelen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van [persoon] komen. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat de antwoordformulieren voor opgave bij de Belastingdienst/Toeslagen van de bankrekening niet door hem zijn ingevuld en ondertekend. De handtekeningen op deze formulieren vertonen sterke gelijkenis met die, vermeld op de bezwaarschriften van [appellant]. Voorts faalt het eerst ter zitting in hoger beroep gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel, reeds omdat [appellant] geen concrete gevallen heeft genoemd waarin de Belastingdienst/Toeslagen anders heeft gehandeld dan in deze zaak.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat in artikel 26 van de Awir dwingend is bepaald dat indien een herziening van een voorschot dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de teveel betaalde voorschotten huur- en zorgtoeslag dan ook terecht teruggevorderd.
Het betoog faalt.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. De Vlieger-Mandour
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
615.