201605050/1/A1 en 201605058/1/A1
Datum uitspraak: 18 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van [verzoeker] en anderen, wonend te Geldermalsen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 18 mei 2016 heeft het college vastgesteld dat met betrekking tot de locatie Lingedonk, Genteldijk ongenummerd te Geldermalsen, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan spoedige sanering niet noodzakelijk is, en ingestemd met een saneringsplan.
Tegen beide besluiten hebben [verzoeker] en anderen bezwaar gemaakt. Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken vanwege de onderliggende samenhang gevoegd behandeld op 4 augustus 2016, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door dr. J.C.M. Farla, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.P.P. Paas, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar Dura Vermeer Milieu B.V., vertegenwoordigd door ing. G.J. Balm, gehoord.
Overwegingen
1. Het saneringsplan "Grondsanering Bestrijdingsmiddelen (DDE) verontreiniging waterpartij Ontwikkelingslocatie: Lingedonk" (hierna: het saneringsplan) heeft als doelstelling om op het noordelijke gedeelte van de ontwikkelingslocatie Lingedonk het gebied binnen de gevalsgrenzen geschikt te maken voor het beoogde gebruik "openbaar groen met extensief gebruik" en "waterpartij". Volgens het saneringsplan wordt de waterpartij gegraven ten behoeve van watercompensatie. De verontreinigde bovengrond, die uit de afgraving komt, wordt naast de ontgraving herschikt. Vervolgens wordt de schone ondergrond uit de gegraven waterpartij als leeflaag aangebracht. Op de voormalige stortplaats op het zuidelijke gedeelte van de ontwikkelingslocatie wordt ruimte gecreëerd om overtollige verontreinigde grond tijdelijk in depot te plaatsen. Volgens het saneringsplan was voor deze voormalige stortplaats al eerder een saneringsplan opgesteld.
2. De verzoeken van [verzoeker] en anderen strekken tot schorsing van de besluiten van 18 mei 2016 hangende de bezwaarprocedure. Aan deze verzoeken ligt ten grondslag dat op grote schaal verontreinigde grond uit de af te graven waterpartij tegen de dijk ter plaatse van hun woningen wordt aangebracht. Volgens hen zien de besluiten van het college ten onrechte niet op deze verontreinigde grond. Met oog op hun gezondheid had naar de mate van verontreiniging van deze grond onderzoek moeten worden gedaan, aldus [verzoeker] en anderen. Doordat wordt doorgegaan met het verplaatsen van verontreinigde grond ontstaat volgens hen een onomkeerbare situatie. Voorts leidt het verplaatsen van de verontreinigde grond tot overlast en gevaar voor verstuiving, aldus [verzoeker] en anderen.
3. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de werkzaamheden ter uitvoering van het saneringsplan volledig zijn afgerond en dat de afgegraven grond waarop het saneringsplan ziet naast het gebied van de ontgraving is herschikt en afgedekt met een leeflaag. Er is geen grond geplaatst in depot op de voormalige stortplaats. Deze stortplaats is inmiddels ook afgedekt met een leeflaag, aldus het college. Voorts heeft het college ter zitting vermeld dat het saneringsplan niet ziet op de grond uit de af te graven waterpartij die tegen de dijk is aangebracht. Het aanbrengen van deze grond is gebeurd voordat het saneringsplan is opgesteld. Volgens het college is deze grond onderzocht en is uit dat onderzoek gebleken dat de grond voldoet aan klasse Wonen ingevolge het Besluit Bodemkwaliteit. Zulks wordt ook vermeld in het rapport "Rapport verkennend bodemonderzoek Genteldijk te Geldermalsen" van 24 maart 2016, dat mede aan het saneringsplan ten grondslag is gelegd.
4. Nu de werkzaamheden ter plaatse zijn afgerond en uit onderzoek volgt dat de grond die tegen de dijk is aangebracht voldoet aan klasse Wonen, daargelaten of dat onderdeel uitmaakt van de besluiten van 18 mei 2016, ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat onverwijlde spoed bestaat, die, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2016
374-757.