201600877/3/R1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, na toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), op het beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Stedelijk gebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld. [appellant] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 maart 2016, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.T.C. Deben-Lahaye en mr. M.J.H. Siega-Gulikers, beiden werkzaam voor de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Bij tussenuitspraak van 4 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1013, heeft de voorzieningenrechter de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 16 december 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij brief van 2 juni 2016 heeft de raad naar voren gebracht dat bij besluit van 26 mei 2016 het plan gewijzigd is vastgesteld teneinde het gebrek dat in de tussenuitspraak is genoemd te herstellen. Hiermee is het besluit van 16 december 2015 gedeeltelijk vervangen.
[appellant] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 16 december 2015 voor zover dat ziet op het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie] niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid omdat de aanduiding "recreatiewoning" aan dat plandeel was toegekend. De raad stelde zich namelijk bij nader inzien op het standpunt dat deze aanduiding ter plaatse van het bestreden plandeel niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hiermee stelde hij zich in zoverre op een ander standpunt dan hij in het bestreden besluit had gedaan. Niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding gaven.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] en anderen gegrond. Het besluit van 16 december 2015 dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover dat ziet op de vaststelling van de aanduiding "recreatiewoning" zoals toegekend aan het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie].
3. Bij de tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter de raad opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het besluit met inachtneming van overweging 5 van de tussenuitspraak te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling, waarbij de raad de gemaakte afspraken in het overleg van 15 februari 2016 dient te betrekken.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 26 mei 2016 het bestemmingsplan "Stedelijk gebied" gewijzigd vastgesteld. Daarbij heeft hij de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - bed and breakfast 1" toegekend aan het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie]. In artikel 25, lid 25.5.2, van de planregels is de uitoefening van een bed & breakfast ter plaatse van de gronden met deze aanduiding toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend op de verdieping maximaal twee slaapkamers voor in totaal maximaal vier personen zijn toegestaan, ontbijt en ontbijtfaciliteiten uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan en de bed & breakfast uitsluitend in het weekend operationeel mag zijn.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. [appellant] en anderen hebben naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat [appellant] en anderen geen bezwaren hebben tegen het besluit van 26 mei 2016. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 16 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stedelijk gebied" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 16 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stedelijk gebied", wat betreft de aanduiding "recreatiewoning" zoals toegekend aan het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie];
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 26 mei 2016 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Stedelijk gebied" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Echt-Susteren tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 54,70 (zegge: vierenvijftig euro en zeventig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Echt-Susteren aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht ten bedrage van € 336,00 (zegge: driehonderdzesendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Sparreboom
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2016
195-812.