ECLI:NL:RVS:2016:2397

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
201601265/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake planschadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 19 januari 2016 het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit beroep was ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo, dat op 10 februari 2015 een verzoek om tegemoetkoming in planschade had toegewezen en een vergoeding van € 12.500,00 had toegekend. Het college verklaarde echter het bezwaar van [appellant] tegen een later besluit van 20 augustus 2015 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift van [appellant] te laat was ingediend, omdat de beroepstermijn tot en met 1 oktober 2015 liep, maar het beroepschrift was pas op 5 oktober 2015 ontvangen.

[Appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de beroepstermijn aanving op 21 augustus 2015, omdat het besluit van 20 augustus 2015 niet op die datum was verzonden. Hij stelde dat alleen aangetekende verzending als bewijs kan dienen voor de verzenddatum. De rechtbank oordeelde echter dat het college voldoende had aangetoond dat het besluit op de vermelde datum was verzonden en dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd om aan de juistheid van deze verzenddatum te twijfelen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beroepstermijn inderdaad was aangevangen op 21 augustus 2015. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de rechtbank werd in haar oordeel bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201601265/1/A2.
Datum uitspraak: 7 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Bornerbroek, gemeente Almelo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 januari 2016 in zaak nr. 15/2132 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2015 heeft het college een verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade toegewezen en hem een vergoeding toegekend van € 12.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij besluit van 20 augustus 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. [appellant] heeft het college verzocht om een tegemoetkoming in door hem geleden planschade. Het college heeft dat verzoek toegewezen en [appellant] een vergoeding toegekend van € 12.500,00. Bij besluit van 20 augustus 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat is ingediend. Het beroepschrift is gedagtekend 2 oktober 2015 en ontvangen op 5 oktober 2015. De beroepstermijn liep tot en met 1 oktober 2015. Volgens de rechtbank is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat de beroepstermijn aanving op 21 augustus 2015. Het besluit van 20 augustus 2015 is niet op die datum verzonden. Alleen door het besluit aangetekend te verzenden kan worden bewezen op welke datum een besluit is verzonden. Dat heeft het college niet gedaan. De interne verzendadministratie van de gemeente waar het college in beroep op heeft gewezen, kan niet als bewijs van verzending gelden, te minder nu een aantal andere door hem overgelegde brieven van de gemeente Almelo op een latere datum zijn verzonden dan daarin is vermeld, aldus [appellant].
3.1. Niet in geschil is dat het college het besluit van 20 augustus 2015 heeft verzonden naar het juiste adres en dat [appellant] het besluit heeft ontvangen. In geschil is of de in het besluit vermelde datum ook de daadwerkelijke verzenddatum is geweest, zodat de beroepstermijn op de dag daarna is aangevangen.
3.2. Onder verwijzing naar de uitspraak van 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2442, overweegt de Afdeling dat de hoogste bestuursrechters als uitgangspunt hanteren dat het bestuursorgaan, in geval van niet aangetekende verzending van een besluit, aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Het ligt vervolgens op de weg van de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan aan de gestelde verzending kan worden getwijfeld.
3.3. Het college heeft ter zitting in beroep en in het verweerschrift in hoger beroep, nader toegelicht hoe uitgaande brieven bij de gemeente verzendklaar worden gemaakt en verzonden. Nadat een uitgaande brief door de behandelend ambtenaar in de tekstverwerker is aangemaakt, wordt deze in het postregistratiesysteem geregistreerd en automatisch voorzien van een uniek registratienummer. Op het moment dat de uitgaande brief gereed is, wordt deze ter goedkeuring verzonden naar de leidinggevende. Na diens goedkeuring kan de brief niet meer gewijzigd worden. Wanneer de behandelend ambtenaar de actie ‘Printen en verzenden’ voltooit, wordt de verzenddatum in de brief geplaatst en in het postregistratiesysteem opgeslagen en wordt de brief gemarkeerd als verzonden. De verzenddatum is gelijk aan de datum van voltooiing van de actie. De behandelend ambtenaar overhandigt een afdruk van de brief aan de bode zodat deze, zonder tussenkomst van het team postregistratie, dezelfde dag wordt verzonden. Het college heeft een schermafdruk van het postregistratiesysteem overgelegd, waarop is vermeld dat het besluit van 20 augustus 2015 op dezelfde datum is verzonden.
3.4. [appellant] heeft hier onvoldoende tegenover gesteld om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het college dat de brief op de in het postregistratiesysteem vermelde verzenddatum daadwerkelijk is verzonden. [appellant] heeft het meest objectieve stuk waaruit zou kunnen blijken dat het besluit op een andere datum ter post is aangeboden dan volgens de verzendadministratie van de gemeente, de envelop die hij heeft ontvangen, niet overgelegd. Verder zijn de door [appellant] overgelegde brieven, waaruit volgens hem blijkt dat brieven van de gemeente vaker later worden verzonden dan daarin is vermeld, door de gemachtigde van [appellant] met een stempel voorzien van de datum waarop deze volgens deze gemachtigde zijn ontvangen. Met die stempels is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de brieven op een andere datum zijn verzonden dan daarin is vermeld.
3.5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beroepstermijn is aangevangen op 21 augustus 2015 en dat [appellant] het beroep buiten de daarvoor geldende termijn heeft ingesteld. Ook in hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016
17-799.