ECLI:NL:RVS:2016:2412

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
201506279/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen; vernietiging woonbestemming Oude Meentweg 8

Op 28 mei 2015 heeft de raad van de gemeente Wijdemeren het bestemmingsplan "Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Behoud Oude Meentweg 8 en 6 beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de stichting heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. Tijdens de zitting op 20 januari 2016 zijn de stichting en de raad vertegenwoordigd. De vereniging Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland was ook aanwezig als partij.

Op 17 februari 2016 heeft de Afdeling een tussenuitspraak gedaan, waarin de raad werd opgedragen om binnen twintig weken het gebrek in het besluit van 28 mei 2015 te herstellen. De raad heeft op 26 mei 2016 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld, waarbij de bestemming voor het perceel Oude Meentweg 8 is gewijzigd naar "Bos". De stichting heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar zienswijze over het herstel naar voren te brengen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de woonbestemming voor het perceel Oude Meentweg 8 in strijd is met de Provinciale ruimtelijke verordening. Het beroep van de stichting is gegrond verklaard en het besluit van 28 mei 2015 is vernietigd voor zover het betreft de bestemming "Wonen" voor het perceel Oude Meentweg 8. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de stichting.

Uitspraak

201506279/2/R1.
Datum uitspraak: 7 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Behoud Oude Meentweg 8 en 6, gevestigd te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren,
appellante,
en
de raad van de gemeente Wijdemeren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2016, waar onder meer de stichting, vertegenwoordigd door mr. C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door drs. B. Burema, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vereniging Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, gevestigd te ‘s-Graveland, gemeente Wijdemeren, vertegenwoordigd door mr. S.A.A. Berendsen en G. Lemmen, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 17 februari 2016 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 28 mei 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 26 mei 2016 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen" opnieuw vastgesteld, voor het perceel Oude Meentweg 8 te ’s-Graveland. Hiermee is het besluit van 28 mei 2015 in zoverre vervangen.
De stichting is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in 9.3 van de tussenuitspraak geoordeeld dat de woonbestemming voor het perceel Oude Meentweg 8 in strijd is met artikel 13 van de Provinciale ruimtelijke verordening (hierna: Verordening), waarin het verbod is vastgelegd op nieuwe woningbouw in het landelijk gebied. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat de raad geen beroep kan doen op het tweede lid van artikel 17 van de Verordening, omdat deze bepaling enkel ziet op een functiewijziging van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, mits tevens wordt voldaan aan de overige voorwaarden. Deze uitzonderingsgrond kan daardoor alleen worden toegepast bij een eerder als zodanig bestemde agrarische bedrijfswoning. De uitzondering ziet dus niet op de situatie waarin een ander gebouw dan een bedrijfswoning feitelijk als woning wordt gebruikt, aldus de Afdeling.
In 10.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het perceel Oude Meentweg 8 is aangewezen als EHS en dat de raad het plan niet heeft getoetst aan artikel 19 van de Verordening, omdat hij heeft geanticipeerd op een wijziging van de begrenzing van de EHS. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de woonbestemming de omzetting van de gronden naar de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmert. De Afdeling heeft geoordeeld dat het plan ten tijde van de vaststelling in strijd was met artikel 19 van de Verordening.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van de stichting gegrond. Het besluit van 28 mei 2015 dient te worden vernietigd wat betreft de bestemming "Wonen" voor het perceel Oude Meentweg 8.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om, indien hij de woonbestemming voor het perceel wenst te handhaven, binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 9.3 alsnog te onderzoeken of voldaan wordt aan de vereisten voor het maken van een uitzondering op het verbod op nieuwe woningbouw in het landelijk gebied en om zijn standpunt hieromtrent deugdelijk te motiveren. De raad is tevens opgedragen met inachtneming van overweging 10.3 onderzoek te doen naar de gevolgen van de woonbestemming voor de EHS en te motiveren waarom de woonbestemming niet in strijd is met artikel 19, eerste lid, onder c, van de Verordening. De raad kon er ook voor kiezen het besluit te wijzigen door het vaststellen van een andere planregeling voor het perceel Oude Meentweg 8.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 26 mei 2016 het bestemmingsplan "Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen" opnieuw vastgesteld, waarbij hij de planregeling voor het perceel Oude Meentweg 8 heeft gewijzigd ten opzichte van het besluit van 28 mei 2015. De raad heeft aan deze gronden de bestemming "Bos" toegekend.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. Nu de raad met het besluit van 26 mei 2016 geheel is tegemoetgekomen aan het beroep van de stichting, heeft zij geen belang bij een beroep tegen dat besluit. Gelet daarop is geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 26 mei 2016.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wijdemeren van 28 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wijdemeren, Kern ’s Graveland en landgoederen" voor zover het betreft de bestemming "Wonen" voor het perceel Oude Meentweg 8;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Wijdemeren tot vergoeding van bij de stichting Stichting Behoud Oude Meentweg 8 en 6 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Wijdemeren aan de stichting Stichting Behoud Oude Meentweg 8 en 6 het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Helder w.g. Milosavljević
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016
739.