201601979/1/R1.
Datum uitspraak: 7 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Goor, gemeente Hof van Twente,
appellant,
en
de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Goor-Oost 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2016, waar de raad, vertegenwoordigd door A.J.B. ter Braak, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] kan zich niet verenigen met de planregeling voor het perceel plaatselijk bekend Goor, A 2983 (gedeeltelijk). Dit perceel wordt aan de noord- en zuidkant begrensd door vrijstaande villa’s, aan de westkant door de Van Coeverdenstraat en aan de overzijde daarvan een grote vijver en aan de oostkant door een bomenrij en sportvelden. Het perceel ligt op 50 m afstand ten zuidoosten van de woning van [appellant] en bestaat thans uit grasland.
[appellant] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in een woning op dit perceel en verder dat aan het plan ten onrechte een wijzigingsbevoegdheid is toegevoegd om drie extra woningen op dat perceel mogelijk te maken.
1.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
1.2. [appellant] heeft geen zienswijze over het ontwerp van het plan naar voren gebracht. Dit betekent dat hij enkel kan opkomen tegen wijzigingen ten opzichte van het ontwerp van het plan en voor zover die wijzigingen er toe leiden dat hij in een nadeliger positie is komen te verkeren, omdat in dat geval hem redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze naar voren te hebben gebracht.
1.3. Aan het door [appellant] bestreden plandeel is de bestemming "Woongebied - 1" toegekend. Verder zijn de aanduidingen "bouwvlak" en "vrijstaand" toegekend. Het bouwvlak ligt op ongeveer 25 m vanaf de westelijke perceelsgrens en bestaat uit twee delen. Binnen het westelijke deel geldt de aanduiding "bebouwingspercentage 20%" en een bouw- en goothoogte van respectievelijk 6 m en 3 m. Het oostelijke deel kent geen bebouwingspercentage maar wel een aanduiding voor een maximum bouw- en goothoogte van respectievelijk 10 en 6 m.
Ingevolge artikel 18, lid 18.2.1, onder a, van de planregels worden de gebouwen en overkappingen gebouwd binnen het bouwvlak (…).
Ingevolge het bepaalde onder c, bedraagt het aantal woningen per bouwvlak maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden".
Ingevolge het bepaalde onder d, worden de woningen vrijstaand en/of tot maximaal 7 aaneen gebouwd, met dien verstande dat:
1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand", de woningen vrijstaand worden gebouwd;
(...).
Ingevolge het bepaalde onder e, bedragen de goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte, of de bestaande goot- en bouwhoogte als deze hoger is.
Ingevolge lid g bedraagt het bebouwingspercentage van het erf maximaal het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage (...);
Ingevolge artikel 18, lid 18.5.1, kan het college van burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat bouwvlakken worden gewijzigd en/of de aanduidingen "vrijstaand", "twee-aaneen" en/of "aaneengebouwd" worden toegevoegd, mits het maximum aantal woningen niet wordt gewijzigd.
Ingevolge lid 18.5.2, kan de wijzigingsbevoegdheid alleen worden toegepast als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
d. de milieusituatie;
c. het bebouwingsbeeld;
d. de verkeersveiligheid.
1.4. In het ontwerp van het plan waren aan het perceel eveneens de bestemming "Woongebied - 1" en de aanduidingen "bouwvlak" en "vrijstaand" toegekend. Het bouwvlak was in het ontwerp ongeveer twee keer groter en lag 10 m dichter bij de woning van Goordink in vergelijking met het vastgestelde plan. De maximum bouw- en goothoogte voor het grootste deel van het bouwvlak bedroeg 10 respectievelijk 6 m. In het ontwerp was voorts een aanduiding opgenomen voor een maximum aantal wooneenheden van 4.
De planregels voor het bouwen waren in het ontwerp, voor zover hier van belang, gelijkluidend aan de onder overweging 1.3 opgenomen planregels voor het vastgestelde plan. In het ontwerp was de bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid niet opgenomen.
1.5. Het door [appellant] bestreden plandeel voorziet bij recht in een kleiner bouwvlak ten opzichte van het ontwerp, waardoor minder vrijstaande woningen mogelijk zijn. Het bouwvlak is daarnaast ten opzichte van het ontwerp meer dan 10 m verder van de woning van [appellant] af komen te liggen. Voorts geldt voor het dichtst bij de woning van [appellant] gelegen deel van het bouwvlak thans een lagere maximum bouw- en goothoogte en een maximum bebouwingspercentage terwijl in het ontwerp van het plan voor die gronden geen maximum bebouwingspercentage en een grotere bouw- en goothoogte gold. De Afdeling ziet daarom niet in dat [appellant] in een nadeliger positie is komen te verkeren ten opzichte van het ontwerp van het plan, voor zover dat bij recht voorziet in woningbouw binnen het bouwvlak op het bestreden perceel. Ook anderszins is niet gebleken dat [appellant] niet verwijtbaar geen zienswijze heeft ingebracht. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
De Afdeling stelt evenwel vast dat in het vastgestelde plan geen maximum is opgenomen voor het te bouwen aantal woningen op het bestreden plandeel. Verder kan met toepassing van de bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak gewijzigd worden. Dit kan met zich brengen dat het college van burgemeester en wethouders besluiten om het bouwvlak te vergroten in de richting van de woning van [appellant] of daarnaar te verschuiven. Het gebrek aan een aanduiding voor het maximum aantal woningen en de mogelijke vergroting van het bouwvlak, maakt het mogelijk dat binnen een gewijzigd, groter bouwvlak meer dan 4 woningen worden gebouwd. [appellant] zou in die situatie in een nadeliger positie komen te verkeren ten opzichte van het ontwerp van het plan, waarin wel een maximum voor het aantal woningen was opgenomen en het bouwvlak niet het hele perceel bestreek. Het voorgaande betekent dat [appellant] verschoonbaar geen zienswijze heeft ingediend voor zover het de wijzigingsbevoegdheid betreft en dat zijn beroep ontvankelijk is, voor zover dit betrekking heeft op het bij wijzigingsbevoegdheid voorzien in meer woningen dan bij recht thans is toegestaan.
2. [appellant] betoogt dat de wijzigingsbevoegdheid is strijd is met het gemeentelijk beleid, zoals neergelegd in het Groenstructuurplan en de Structuurvisie Goor 2025, en met de plantoelichting van het vorige bestemmingsplan, "Integrale Herziening Kloosterlaan 2004". Hij stelt dat in deze documenten en besluiten staat dat het belang van de landschappelijke waarden en de omgeving van de historische buitenplaats havezate Heeckeren en het klooster behouden moeten blijven.
2.1. Over de toelichting bij het vorige plan overweegt de Afdeling dat de raad niet gehouden is om de daarin vervatte motivering ongewijzigd voort te zetten bij het
vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. De raad kan immers op grond van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Over de beleidsstukken overweegt de Afdeling dat het klooster Heeckeren en de havezate Heeckeren ten noorden van zijn woning liggen. Het bestreden plandeel ligt evenwel ten zuidoosten van de woning van Goordink. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het plan, wat betreft de wijzigingsbevoegdheid, is strijd met het bovengenoemde beleid is vastgesteld. Het betoog faalt.
3. Het voorgaande leidt de Afdeling tot de slotsom dat het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Woongebied - 1", voor zover daaraan een bouwvlak is toegekend aan het perceel plaatselijk bekend A 2983 (gedeeltelijk) te Goor;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Kramer w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016
361.