201601360/1/A1.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
2. [appellante sub 2], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2016 in zaken nrs. 15/3146 en 15/3147 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellante sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2015 heeft het college Parteon Project Ontwikkeling 15 B.V. (hierna: PPO 15 B.V.) omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 57 eengezinswoningen en bijbehorende bergingen aan de
Straat Davis en het Sluispad te Zaandam (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 13 januari 2016 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Het college en [appellante sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2016, waar [appellante sub 1B], bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, [appellante sub 2], bijgestaan door mr. S. Essakkili, en het college, vertegenwoordigd door
mr. F.P. Brouwer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting PPO 15 B.V., vertegenwoordigd door R.H.P.M. Vink, bijgestaan door mr. J.C. Ellerman, advocaat, en ir. K.J. Verheij, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. PPO 15 B.V. heeft op 9 juli 2013 een aanvraag ingediend voor een sloop- en nieuwbouwproject aan de Straat Davis en het Sluispad. Bij besluit van 29 mei 2015 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Het bouwplan maakt deel uit van plannen voor herontwikkeling van de Walvisvaardersbuurt en bevat vier rijen van telkens twee blokken grondgebonden eengezinswoningen ter vervanging van een aantal woningen en bedrijfspanden. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] wonen aan het Hanenpad, gelegen aan de andere zijde van de Hanepadsloot, tegenover het Sluispad. Hun bezwaren richten zich tegen de voorziene woningen aan dit pad. Zij zijn niet tegen nieuwbouw aan het Sluispad, maar zij vinden dat het bouwplan niet past in de omgeving en het cultuurhistorische karakter van hun directe woon- en leefomgeving aantast.
2. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing, nu de omgevingsvergunning de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt.
3. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Zaandam Zuid". Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) omgevingsvergunning verleend.
4. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college aan het besluit van 29 mei 2015 geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag heeft gelegd. Onder verwijzing naar het rapport van Restauro Architecten B.V. van 9 oktober 2015 (hierna: het rapport) voeren zij daartoe aan dat het bouwplan niet aansluit bij de waarden als bedoeld in de Structuurvisie 2020 "Zichtbaar Zaans" (hierna: de structuurvisie) en Cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad 2006 (hierna: de waardenkaart). Volgens [appellante sub 2] heeft de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd dat uit het rapport niet blijkt dat de gekozen bouwstijl, opzet, positionering en materialisering van de nieuwbouw daadwerkelijk een onevenredige aantasting van de waarden als bedoeld in de waardenkaart en structuurvisie tot gevolg hebben. Volgens [appellant sub 1] is in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening gehouden met de hoogteverschillen die ontstaan tussen de bestaande woningen aan het Hanenpad en de in het bouwplan voorziene woningen aan het Sluispad. Deze hoogteverschillen leiden volgens [appellant sub 1] tot ongewenste schaduwwerking en een ruimtelijk ongewenste doorbreking van het patroon in de bestaande bebouwing, die in het bijzonder wordt gekenmerkt door woningen met een sterk kleinschalig en individualistisch karakter.
4.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge het bepaalde onder c is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
4.2. In de aan het besluit van 29 mei 2015 ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing is het bouwplan getoetst aan de structuurvisie.
Het Sluispad is in de structuurvisie getypeerd als ‘Zaans gebied’ met gebiedsprofiel ‘Dorp’. Volgens de ruimtelijke onderbouwing gaat het bouwplan uit van de ambities die in de structuurvisie zijn neergelegd, in het bijzonder de ambities herstructureren en revitaliseren en beheren en versterken. Volgens de ruimtelijke onderbouwing is in het bouwplan rekening gehouden met de verschillende gebiedstyperingen en gebiedsprofielen als bedoeld in de structuurvisie. Zo voorziet het bouwplan voor de vergunde woningen aan het Sluispad in een verspringing van gevels, een afwisseling in hoogte, een meer individuele uitwerking per blok en perceel en een kleinschaliger smal profiel van het Sluispad, hoofdzakelijk zonder parkeren. Hierdoor blijft de bebouwingsidentiteit behouden en wordt een ruimtelijk relatief verrommelde situatie verbeterd, aldus de ruimtelijke onderbouwing.
Volgens de waardenkaart is het geheel van paden, sloot, sluiscomplex en erf, waartoe het Sluispad behoort, bijzonder en daarom van lokaal belang.
De waardenkaart ziet niet op de bebouwing langs dit geheel. Volgens het college tast het bouwplan het geheel van paden, sloot, sluiscomplex en erf niet aan, maar wordt met het bouwplan de herkenbare padstructuur van het Sluispad hersteld door middel van de specifieke inrichting van de open ruimte en het aanhelen van de verrommelde bebouwingsstructuur langs het Sluispad. Zoals het college heeft toegelicht, is de inhoud van de waardenkaart verdisconteerd in de van toepassing zijnde welstandsnota. De Adviescommissie Welstand en Monumenten Zaanstad van Welstandszorg Noord-Holland heeft positief over het bouwplan geadviseerd, waarbij de cultuurhistorische betekenis van de lintbebouwing een duidelijke rol heeft gespeeld.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat, gelet op het voorgaande, geen grond bestaat voor het oordeel dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de van belang zijnde waarden als opgenomen in de structuurvisie en waardenkaart. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat van een onevenredige aantasting van deze waarden niet is gebleken. Anders dan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen, kan het rapport niet tot een ander oordeel leiden. Dit rapport plaatst kanttekeningen bij het bouwplan door de mogelijkheid van een andere bouwstijl, opzet, positionering en materialisering aan te halen, maar uit dit rapport volgt niet dat de keuze voor de in het bouwplan voorziene woningen aan het Sluispad een onevenredige aantasting van de waarden als bedoeld in de structuurvisie en waardenkaart tot gevolg heeft. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, hebben het Hanenpad en het Sluispad verschillende gebiedstyperingen en zijn zij daarom niet vergelijkbaar. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat het in dit geval een afwijking qua goot- en bouwhoogte aanvaardbaar acht en dat dit, anders dan [appellant sub 1] betoogt, niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van [appellant sub 1].
4.3. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat in het door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aangevoerde geen grond bestaat voor het oordeel dat het college aan het besluit van 29 mei 2015 geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag heeft gelegd.
Het betoog faalt.
5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Michiels
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
531.