201500802/5/R1.
Datum uitspraak: 3 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amstelveen,
en
de raad van de gemeente Amstelveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "9e herziening Amstelveen Midden-West - Van der Hooplaan 180" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een nadere uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2015, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door drs. E. van der Klis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door B.W. Righarts en bijgestaan door mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 9 september 2015, zaak nr. 201500802/1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twintig weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 17 december 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 11 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "9e herziening Amstelveen Midden-West - Van der Hooplaan 180" gewijzigd vastgesteld.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop in het besluit van 11 november 2015 het gebrek in het besluit van 17 december 2014 is hersteld. Van deze gelegenheid heeft [appellant] geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het besluit van 11 november 2015 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Nu niet is gebleken dat [appellant] daarbij onvoldoende belang heeft, is het beroep van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 11 november 2015.
3. In overweging 6.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de aanleg van het parkeerdek niet in het bestemmingsplan is gewaarborgd, zodat de aanleg daarvan niet op grond van de planregels kan worden afgedwongen en dat, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad de aanleg van een parkeerdek met in ieder geval 50 parkeerplaatsen wel noodzakelijk acht met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, de raad de aanleg daarvan ten onrechte niet in het plan heeft gewaarborgd. Het beroep tegen het besluit van 17 december 2014 is gegrond. Het besluit dient wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vernietigd.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, waarbij ter zake van het parkeren de planregels zijn aangevuld.
5. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 11 november 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 11 november 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 17 december 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "9e herziening Amstelveen Midden-West - Van der Hooplaan 180" gegrond;
II. vernietigt dat besluit;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 11 november 2015 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "9e herziening Amstelveen Midden-West - Van der Hooplaan 180" ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Amstelveen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Kramer w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2016
91.