201506298/1/A2.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 juni 2015 in zaak nr. 15/555 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellant] voor het jaar 2010 gewijzigd naar € 6.088,00.
Bij besluit van 23 december 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, is verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. [appellant] maakte in 2010 voor zijn twee kinderen gebruik van gastouderopvang via [gastouderbureau A] en [gastouderbureau B]. Daarvoor heeft hij kinderopvangtoeslag aangevraagd en in de vorm van een voorschot ontvangen. Na controle is het voorschot kinderopvangtoeslag bij besluit van 2 mei 2014 herzien. Voor de periode van oktober tot en met december 2010, gedurende welke gebruik werd gemaakt van [gastouderbureau B], is het maandbedrag bepaald op € 2.029,25. Voor de periode daarvoor is het maandbedrag bepaald op nihil.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 23 december 2014, waarbij het besluit van 2 mei 2014 is gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat schenking van voorschotten kinderopvangtoeslag met gesloten beurs niet is toegestaan en [appellant] niet heeft aangetoond dat hij alle kosten voor gastouderopvang via [gastouderbureau A] over 2010 eerst zelf heeft betaald.
Het geschil en de rechtbank
2. In hoger beroep is alleen de gastouderopvang via [gastouderbureau A] in geschil.
De rechtbank heeft hierover overwogen dat niet is gebleken dat [appellant] de kosten voor gastouderopvang via dat gastouderbureau daadwerkelijk heeft gedragen voordat hij de schenking heeft ontvangen. Voorts heeft [appellant] geen jaaropgave of andere documenten overgelegd, waardoor niet bekend is wat het totaalbedrag aan kosten voor de opvang via [gastouderbureau A] is geweest. Daardoor kan evenmin worden vastgesteld of [appellant] dat bedrag daadwerkelijk heeft voldaan.
Hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2010 naar een lager bedrag in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De informatievoorziening van de Belastingdienst/Toeslagen was gebrekkig. Voorts staat het bedrag van de verlaging van het voorschot niet in verhouding tot de grondslag voor het niet toekennen van kinderopvangtoeslag. Verder moet de aanvrager erop kunnen vertrouwen dat gastouderopvang via een geregistreerd gastouderbureau voldoet aan de wettelijke eisen. Voorts is de Belastingdienst/Toeslagen pas laat overgegaan tot controle waardoor het aan de dienst te wijten is dat hij niet meer tijdig aan de voorwaarden om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen kon voldoen, aldus [appellant]. [appellant] wenst de mogelijkheid te krijgen alsnog de kosten voor gastouderopvang over 2010 te betalen.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5679) volgt uit artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang en artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft betaald en wat de hoogte daarvan is. Dat, naar gesteld, de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] hierover niet heeft geïnformeerd, laat dit onverlet. [appellant] heeft geen jaaropgave of andere documenten overgelegd, waardoor niet bekend is wat het totaalbedrag aan kosten voor de opvang via [gastouderbureau A] is geweest. Daardoor kan evenmin worden vastgesteld of [appellant] dat bedrag daadwerkelijk heeft voldaan. Gelet hierop heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel gehandeld door het voorschot kinderopvangtoeslag, voor zover het de gastouderopvang via [gastouderbureau A] betreft, te herzien naar nihil. Dat [appellant] heeft vertrouwd op het gastouderbureau komt voor zijn rekening en risico. Ook aan het tijdsverloop tussen de kinderopvang en de herziening van het voorschot komt, anders dan [appellant] betoogt, geen betekenis toe. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de herziening van de kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2010 in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Er bestaat evenmin aanleiding [appellant] alsnog de mogelijkheid te bieden de kosten voor gastouderopvang te betalen, reeds omdat niet bekend is wat het totaalbedrag aan kosten voor de opvang via [gastouderbureau A] is geweest. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
480-809.