201509355/1/A2.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2015 in zaak nr. 15/2159 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2014 heeft het college een aanvraag van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 17 maart 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2016, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.H. Knoef, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Achtergrond
1. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 1] te Hengelo (hierna: het perceel). Hij heeft, voor zover thans nog van belang, verzocht om vergoeding van planschade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de Correctieve herziening bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 (hierna: het nieuwe plan). Als gevolg van deze herziening worden de buitenruimten bij het dierenpension aan de [locatie 2] (hierna: het dierenpension) als uitlaatterrein gebruikt. Hierdoor en door een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het dierenpension, is het leefklimaat verslechterd. Ook is de openheid van het gebied aangetast door de hoge hekken rond de buitenterreinen, aldus [appellant].
2. Het college heeft dit verzoek afgewezen en daaraan een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) van juli 2014 ten grondslag gelegd. In dat advies is een vergelijking gemaakt tussen het regime van het nieuwe plan en het bestemmingsplan Buitengebied 1984 en het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005. Volgens de SAOZ heeft het nieuwe plan ertoe geleid dat [appellant] in een nadeliger positie is komen te verkeren en dat de waarde van het perceel ten tijde van de inwerkingtreding van dat plan van een bedrag van van € 545.000,00 naar een bedrag van € 535.000,00 is gedaald. Deze waardevermindering komt, aldus de SAOZ, wegens normaal maatschappelijk risico niet voor vergoeding in aanmerking.
Beoordeling van het hoger beroep
3. Het betoog van [appellant], dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de SAOZ een juiste planvergelijking heeft gemaakt, faalt. Voor zover [appellant] betoogt dat rekening had moeten worden gehouden met de omstandigheid dat vóór het nieuwe plan bij het dierenpension ook al sprake was van opvang van honden met een daarmee samenhangende buitenruimte, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de SAOZ deze omstandigheid, wat daar verder ook van zij, terecht buiten de planologische vergelijking heeft gelaten. Daartoe is van belang dat in het advies van de SAOZ, naar verder niet is bestreden, staat dat het dierenpension vóór het nieuwe plan geen mogelijkheden had honden pension te verlenen en dat bij de planvergelijking de feitelijke situatie bij het dierenpension niet van belang is, maar de situatie bij een maximale invulling van de onderscheidenlijke planologische regimes. De toezeggingen over het oplossen van de overlast, die, naar [appellant] stelt, door de gemeente Bronckhorst en de provincie Gelderland zijn gedaan en niet zouden zijn nagekomen, zijn om dezelfde reden terecht niet bij de planvergelijking betrokken.
Het betoog van [appellant] dat de rechtbank had moeten onderzoeken of zijn verzoek om vergoeding van planschade uit 2006 ten onrechte is afgewezen faalt eveneens. Daartoe is van belang dat zijn in april 2006 ingediende verzoek om vergoeding van planschade is afgewezen en dat deze afwijzing, zoals de rechtbank onbestreden heeft overwogen, in rechte onaantastbaar is.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
480.