201507644/1/A1.
Datum uitspraak: 28 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 augustus 2015 in zaak nr. 15/1065 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2014 heeft het CBR [appellant] een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd.
Bij besluit van 21 januari 2015 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 21 april 2015 heeft het CBR het besluit van 21 januari 2015 ingetrokken en bij besluit van 13 mei 2015 heeft het CBR het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 augustus 2015 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] voor zover gericht tegen het besluit van 21 januari 2015 niet-ontvankelijk verklaard en voor zover gericht tegen de besluiten van 21 april 2015 en 13 mei 2015 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. J.A. Launspach, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het CBR heeft het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 augustus 2014 genomen naar aanleiding van een mededeling van de korpschef van de Regiopolitie Haaglanden van 4 augustus 2014, als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994). Volgens die mededeling is bij [appellant] op 27 juli 2014 een ademalcoholgehalte van 555 µg/l geconstateerd. Het CBR heeft een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd, omdat [appellant] zich de afgelopen vijf jaar reeds eerder heeft moeten onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid wegens alcohol en in een dergelijk geval ingevolge artikel 12, aanhef en onder e, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 hij niet in aanmerking komt voor de educatieve maatregel alcohol en verkeer.
2. De relevante bepalingen van de Wvw 1994, het Besluit alcoholonderzoeken en de Regeling ademanalyse zijn opgenomen in de bijlage die integraal onderdeel is van deze uitspraak.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het CBR gelet op de mededeling van 4 augustus 2014 geen onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft kunnen opleggen, nu de ademanalyse volgens hem op een niet verifieerbare wijze is uitgevoerd en niet van de juistheid van de resultaten van dat onderzoek mag worden uitgegaan. Hij voert hiertoe aan dat het ademonderzoek niet voldoet aan de in de Bijlage 1 behorende bij de Regeling ademanalyse opgenomen vereisten. Daarnaast is volgens [appellant] blijkens het ademanalyseticket in strijd met punt 3.9.1 van Bijlage 1 behorende bij de Regeling ademanalyse twee maal achter elkaar een nulpunt vastgesteld.
3.1. De rechtbank heeft terecht in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het CBR de mededeling en het daaraan ten grondslag gelegde ademonderzoek niet aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 augustus 2014 ten grondslag heeft mogen leggen. Hierbij is van belang dat het onderzoek is uitgevoerd door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoek en dat gebruik is gemaakt van een ademanalyse-apparaat dat door de Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen. De verklaring van goedkeuring behorende bij dat apparaat was geldig tot 21 oktober 2014. Dat op het door het ademanalyse-apparaat afgedrukte ademticket niet het blaasvolume, de blaasweerstand en de blaasduur is vermeld brengt, anders dan [appellant] betoogt, niet met zich dat de resultaten van het ademonderzoek onjuist zijn. Daarbij is van belang dat, zoals het CBR in het verweerschrift stelt, ingevolge punt 3.6.1 van Bijlage 1 behorende bij de Regeling ademanalyse op het ademticket niet het blaasvolume, de blaasweerstand en de blaasduur dienen te worden vermeld. De omstandigheid dat op het ademticket tweemaal achtereen een nulpuntsresultaat is vermeld met een totaal van zes nulpuntsresultaten, leidt niet tot een ander oordeel, nu gelet op punt 3.9.1 een blaasprestatie kan leiden tot een tussentijdse nulpuntsbepaling indien de blaasprestatie niet leidt tot een meetresultaat en in een dergelijk geval het aantal nulpuntsresultaten meer dan vijf kan bedragen. De rechtbank heeft verder terecht van belang geacht dat het, indien [appellant] twijfelde aan de juistheid van het ademonderzoek, op zijn weg had gelegen om een tegenonderzoek als bedoeld in artikel 10a van het Besluit alcoholonderzoeken te verzoeken.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Slump w.g. Vermeulen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016
700.
BIJLAGE
De Wvw 1994
Artikel 130, eerste lid:
Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder c:
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Het Besluit alcoholonderzoeken
Artikel 10, eerste lid:
Het resultaat van het onderzoek wordt aanstonds aan de verdachte medegedeeld.
Artikel 10a, eerste lid:
Dadelijk nadat hem het in artikel 10, eerste lid, bedoelde resultaat is medegedeeld, kan de verdachte de wens kenbaar maken dat tevens een onderzoek wordt verricht als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b, van de Wvw 1994.
De Regeling ademanalyse
Artikel 8:
De ademanalyse wordt verricht volgens de in punt 3.9.1 van Bijlage 1 bedoelde procedure. De bedienende ambtenaar handelt hierbij overeenkomstig de richtlijnen, neergelegd in het bij het apparaat behorende gebruiksvoorschrift.
Bijlage 1, punt 3.6.1:
Het ademanalyse-apparaat moet zijn voorzien van een afdrukinrichting waarmee de volgende gegevens duurzaam en onuitwisbaar kunnen worden afgedrukt:
- naam, voornaam en voorletter van de verdachte;
- geboortedatum en -plaats van de verdachte;
- datum, begin- en eindtijd van het ademonderzoek;
- identificatie van het ademanalyse-apparaat;
- identificatie van de afdruk;
- naam, voornaam en voorletters van de bedienaar;
- nulpuntsresultaten;
- kalibratiecontroleresultaten;
- meetresultaten;
- ademonderzoeksresultaat;
- de tekst: 'bedienaar verklaart de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd'.
Bijlage 1, punt 3.9.1:
De in het ademanalyse-apparaat vastgelegde ademonderzoeksprocedure moet, in volgorde, de bepaling van de volgende resultaten omvatten:
- nulpuntsresultaat (1);
- kalibratiecontroleresultaat (1);
- nulpuntsresultaat (2);
- meetresultaat (1);
- nulpuntsresultaat (3);
- meetresultaat (2);
- nulpuntsresultaat (4);
- kalibratiecontroleresultaat (2);
- nulpuntsresultaat (5).
Maximaal mogen vier pogingen ondernomen worden om via een juiste blaasprestatie te komen tot de twee meetresultaten. Indien een blaasprestatie niet leidt tot een meetresultaat moet een tussentijdse nulpuntsbepaling plaatsvinden. Het aantal nulpuntsresultaten kan dan meer dan vijf bedragen. Indien een blaasprestatie niet voltooid is binnen drie minuten wordt dit beschouwd als een onjuiste blaasprestatie.
Bijlage 1, punt 3.9.5:
Indien het ademanalyse-apparaat de ademonderzoeksprocedure volledig heeft doorlopen, moet het ademanalyse-apparaat een afdruk genereren waarop de gegevens, bedoeld in punt 3.6.1, zijn vermeld.