ECLI:NL:RVS:2016:259

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
201503587/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor uitbreiding bedrijf Sintels te Breda

Op 25 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C], allen wonend te Breda. Dit verzoek was gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda, dat op 28 oktober 2015 een omgevingsvergunning had verleend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sintels B.V. voor de uitbreiding van haar bedrijf aan de Rijsbergseweg 590 te Breda. De omgevingsvergunning was eerder verleend op 3 juni 2014 en gewijzigd op 24 september 2014, maar was door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2015 vernietigd. Het college was verplicht om binnen twaalf weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoekers vreesden voor aantasting van hun uitzicht door de uitbreiding van de bebouwing van Sintels, terwijl Sintels belang had bij het kunnen starten met de bouw. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van Sintels zwaarder woog, maar wees erop dat Sintels dit op eigen risico deed, aangezien de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was. De uitspraak benadrukt de afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures en de rol van voorlopige voorzieningen in het beschermen van rechten van betrokken partijen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2016:259. De griffier van de zitting was mr. M.P.J.M. van Grinsven.

Uitspraak

201503587/2/A4.
Datum uitspraak: 25 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C], allen wonend te Breda, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sintels B.V., gevestigd te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 februari 2015 in zaak nr. 14/4483 in het geding tussen onder meer:
[wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2014, gewijzigd bij besluit van 24 september 2014, heeft het college aan Sintels een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend ten behoeve van een uitbreiding van haar bedrijf aan de Rijsbergseweg 590 te Breda.
Bij uitspraak van 26 februari 2015 heeft de rechtbank het door onder meer [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 juni 2014, zoals gewijzigd op 24 september 2014, vernietigd en het college gelast binnen twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben het college en Sintels hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 28 oktober 2015 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning opnieuw verleend.
[wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het besluit van 28 oktober 2015.
[wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C], het college en Sintels hebben stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 januari 2016, waar [wederpartij A] en [wederpartij B], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, het college, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele en mr. N.E. Snel, en Sintels, vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, vergezeld door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Sintels exploiteert op het perceel Rijsbergseweg 590 te Breda een ponyfok- en opfokbedrijf met manegeactiviteiten. Sintels is voornemens de manegeactiviteiten verder te ontwikkelen. In verband hiermee heeft zij omgevingsvergunning gevraagd voor uitbreiding van het hoofdgebouw en het bijgebouw op het perceel.
2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht is het besluit van 28 oktober 2015 mede onderwerp van het geding. [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] hebben tegen dit besluit beroepsgronden aangevoerd. Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van dit besluit, om te voorkomen dat Sintels een aanvang kan maken met het realiseren van de nieuwe bebouwing voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak.
3. Het belang van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] bij schorsing van het besluit van 28 oktober 2015 is blijkens het verhandelde ter zitting vooral gelegen in het voorkomen van door hen gevreesde aantasting van het uitzicht vanaf hun percelen door de uitbreiding van de bebouwing van het bedrijf van Sintels. Hier staat tegenover het belang van Sintels om reeds hangende de behandeling van de bodemzaak te kunnen beginnen met het realiseren van de vergunde uitbreiding. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, bij afweging van de belangen, het belang van Sintels zwaarder dient te wegen. De voorzieningenrechter wijst er wel op dat Sintels, indien zij ervoor kiest om een aanvang te maken met het realiseren van de uitbreiding, terwijl de verleende omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, dit op eigen risico doet.
4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2016
462.