201402008/7/R2.
Datum uitspraak: 5 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Deurne,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, [drie personen] beroep ingesteld.
Bij uitspraak, deels tussenuitspraak van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2720, heeft de Afdeling de raad met betrekking tot de beroepen van het college, [twee personen] opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 28 januari 2014 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 16 februari 2016 heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en de [maatschap], belanghebbende, hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 21 september 2016, waar onder meer [appellanten], bijgestaan door mr. V. Wösten, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.P.G. Ricken-Cleven en mr. M. Jochem, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [maatschap], vertegenwoordigd door [maat], bijgestaan door mr. M.A.D. Klein-Pietersen en ing. B.L. Spreeuwenberg, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. [appellanten] hebben niet binnen de gestelde termijn een zienswijze over het ontwerp van het op 28 januari 2014 vastgestelde plan naar voren gebracht. Het bij het herstelbesluit van 16 februari 2016 vastgestelde plan bevat ten opzichte van het ontwerp van het vorige plan geen wijzigingen wat betreft het door hen in beroep bestreden plandeel voor een uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij op het perceel [locatie] te Deurne.
2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Dat, naar [appellanten] ter zitting hebben aangevoerd, in het verleden gesprekken plaatsvonden tussen omwonenden en vertegenwoordigers van gemeente en provincie over de door de omwonenden ervaren geuroverlast in de omgeving van de intensieve veehouderij en zij in de veronderstelling verkeerden dat zij vanwege die gesprekken niet hoefden te reageren op het ontwerp-bestemmingsplan, is geen verschoonbare reden om geen zienswijze in te dienen. De eerste gesprekken waarnaar [appellanten] verwijzen vonden volgens hun opgave eerst plaats nadat het ontwerp van het bestemmingsplan in 2013 ter inzage had gelegen. Van hen mocht worden verwacht dat zij, indien zij bezwaren hadden tegen de in dat ontwerp voorziene uitbreiding van de intensieve veehouderij op het perceel Wittedijk 6, daarover zienswijzen zouden indienen teneinde hun rechten veilig te stellen. Dat hebben zij niet gedaan.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Koeman w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016
429.