201602586/2/A1.
Datum uitspraak: 30 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van de vereniging Vereniging Watersnood Herten, gevestigd te Herten, en anderen, allen wonend te Herten, gemeente Roermond, (hierna: de Vereniging Watersnood), om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de Vereniging Watersnood,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 februari 2016 in zaak nr. 15/1836 in het geding tussen:
de Vereniging Watersnood
en
de minister van Infrastructuur en Milieu.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2014 heeft de minister aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Maasplassen Herten B.V. ten behoeve van het revitaliseren van de jachthaven De Rosslag te Herten een vergunning verleend als bedoeld in de artikelen 6.2, eerste lid, aanhef en onder a, 6.5, aanhef en onder c, en 6.13 van de Waterwet en artikel 4.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, aanhef en onder a, van de Keur van het Waterschap Roer en Oevermaas (hierna: de watervergunning).
Bij uitspraak van 29 februari 2016 heeft de rechtbank het door de Vereniging Watersnood daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 november 2014 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging Watersnood hoger beroep ingesteld.
De Vereniging Watersnood heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Maasplassen Herten en de Vereniging Watersnood hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 september 2016, waar de Vereniging Watersnood, vertegenwoordigd door mr. N.M.C. Crooijmans, advocaat te Deurne, drs. G.W. Winters en ir. T.P. Koeman, en de minister, vertegenwoordigd door L.T.A. Slabbers, mr. C.E.M.L. Duisings, ing. R.E. Klöckner en M.T. Vedder, zijn verschenen. Voorts zijn het Waterschap Roer en Overmaas, vertegenwoordigd door mr. R.T.B. Drummen, en Maasplassen Herten, vertegenwoordigd door mr. I.E. Nauta, advocaat te Deventer, en ing. B.J.M. Mertens en drs. J.G. van Uden, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Jachthaven De Rosslag is gelegen aan de Maas ter hoogte van kilometerraai 77,5 in de gemeente Roermond.
Maasplassen Herten heeft een vergunning krachtens de Waterwet en de Keur van het Waterschap Roer en Oevermaas (hierna: de Keur) aangevraagd ten behoeve van het revitaliseren van de jachthaven De Rosslag. De revitalisering van de jachthaven houdt in dat de huidige jachthaven en het campingterrein worden heringericht en dat de droge waterbodem ten behoeve van uitbreiding van de jachthaven en het herinrichten van terreindelen en oevers tot riviergebonden natuur wordt ontgrond.
3. De Vereniging Watersnood vreest voor schade voor de eigenaren van de huizen in een zone tot 250 m landinwaarts van de waterkering vanwege extra kwelwater door de ontgronding die plaatsvindt in het kader van de revitalisering van de jachthaven. Volgens haar wordt de waterremmende werking van de bodem door de ontgraving van het in de jachthaven aanwezige grindgat teniet gedaan en voorkomt de nog aan te brengen weerstandbiedende laag niet dat hinder wordt ondervonden vanwege het extra kwelwater dat hierdoor ontstaat. De Vereniging Watersnood stelt dat de gevolgen van de ontgraving van het grindgat voor het kwelwater onvoldoende zijn doordacht. Nu deze gevolgen onomkeerbaar zijn en reeds met de werkzaamheden ten behoeve van de revitalisering van de jachthaven een begin is gemaakt, verzoekt de Vereniging Watersnood om schorsing van het besluit van 27 november 2014.
3.1. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van het verzoek een belangenafweging verrichten en geen voorlopig oordeel geven over de kans van slagen van het hoger beroep.
3.2. Maasplassen Herten heeft in haar reactie van 6 september 2016 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening opgemerkt dat schorsing van het besluit van 27 november 2014 voor haar grote negatieve gevolgen heeft. Zij gaat ervan uit dat wanneer dit besluit wordt geschorst zij een vertraging van in ieder geval een jaar zal oplopen bij de revitalisering van de jachthaven. In dit verband wijst Maasplassen Herten er onder meer op dat de aannemer die het werk uitvoert, heeft aangeduid de periode tussen 1 september 2016 en 1 april 2017 volledig nodig te hebben om het werk te kunnen uitvoeren en dat het water- of jachtseizoen op 1 april 2017 begint. Deze vertraging heeft volgens Maasplassen Herten voor haar grote financiële consequenties, omdat in verband met de geplande werkzaamheden alle wintergasten als ook de campinggasten zijn opgezegd en alle andere gasten zijn ingelicht dat op 1 april 2017 een nieuwe situatie voorligt.
Voorts heeft Maasplassen Herten in haar reactie van 6 september 2016 gesteld dat geen sprake zal zijn van onomkeerbare gevolgen voor de kwelsituatie wanneer de werkzaamheden ten behoeve van de revitalisering van de jachthaven worden uitgevoerd. Volgens haar zal wanneer in het uiterste geval bij vernietiging van het besluit van 27 november 2014 de gegraven jachthaven gedempt moet worden de aanwezige kwelsituatie verbeteren, omdat het materiaal waarmee de jachthaven in dit geval gedempt zal worden, te allen tijde een betere weerstand zal hebben voor kwel dan de verwijderde bodemlaag, die bestaat uit zand en grind.
3.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een groter gewicht moet worden toegekend aan het belang van Maasplassen Herten bij een voortzetting van de werkzaamheden dan aan het belang van de Vereniging Watersnood bij een schorsing van het besluit van 27 november 2014. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat Maasplassen Herten aannemelijk heeft gemaakt dat stillegging van de werkzaamheden voor haar grote financiële consequenties heeft. De Vereniging Watersnood heeft er in haar reactie van 8 september 2016 weliswaar op gewezen dat bij schorsing van het besluit van 27 november 2014 de werkzaamheden die niet vallen onder de watervergunning wel doorgang kunnen vinden, maar dit betekent niet dat door schorsing van dit besluit geen vertraging zal worden opgelopen waardoor de werkzaamheden aan de jachthaven niet zijn afgerond voordat het nieuwe water- of jachtseizoen begint ten gevolge waarvan Maasplassen Herten negatieve financiële gevolgen zal ondervinden. Daarnaast acht de voorzieningenrechter aan de hand van het gestelde door Maasplassen Herten in haar reactie van 6 september 2016 over de onomkeerbaarheid van de gevolgen voor de kwelwaterproblematiek, aannemelijk dat de gevolgen vanwege het uitvoeren van de werkzaamheden ten behoeve van de activiteiten waarop de watervergunning ziet wat betreft kwelwater niet onomkeerbaar zijn.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Schoppers
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2016
578.