ECLI:NL:RVS:2016:2780

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
201605855/1/A3 en 201605855/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar gemeentelijke huisvesting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een appellant uit Hengelo. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de raad van de gemeente Hengelo, dat op 24 juni 2015 was genomen, waarin werd besloten om voor de toekomstige huisvesting van de gemeentelijke organisatie te kiezen voor het huisvestingsplan Lange Wemen. Het college van burgemeester en wethouders had de appellant op 9 juli 2015 geïnformeerd over dit besluit.

Op 24 februari 2016 verklaarde de raad het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk. De rechtbank Overijssel bevestigde deze beslissing op 5 juli 2016, waarop de appellant hoger beroep instelde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 29 september 2016, waarbij de appellant en de raad vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De raad had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat de beslissing over de huisvesting geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had dit oordeel bevestigd, en de voorzieningenrechter kwam tot dezelfde conclusie. De appellant kon zich niet verenigen met deze beslissing en stelde dat controle op overheidshandelen altijd mogelijk moet zijn. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de beslissing van de raad geen publiekrechtelijke grondslag had en geen rechten of plichten voor derden schepte.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201605855/1/A3 en 201605855/2/A3.
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hengelo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 juli 2016 in zaak nr. 16/978 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Hengelo.
Procesverloop
Bij brief van 9 juli 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo [appellant] meegedeeld dat de raad op 24 juni 2015 heeft besloten om voor toekomstige huisvesting van de gemeentelijke organisatie te kiezen voor het huisvestingsplan Lange Wemen.
Bij besluit van 24 februari 2016 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 september 2016, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1 dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
3. De raad heeft het door [appellant] gemaakte bezwaar onder meer niet-ontvankelijk verklaard omdat de beslissing om de gemeentelijke ambtenaren te huisvesten op de locatie van het plan Lange Wemen en niet in de zogenoemde Telgenflat geen besluit is als bedoeld in de Awb waartegen bezwaar gemaakt kan worden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad het bezwaar terecht om die reden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. [appellant] kan zich niet verenigen met dit oordeel van de rechtbank. Hij vindt dat controle op overheidshandelen te allen tijde mogelijk moet zijn en dat het gekozen huisvestingsplan leidt tot onverantwoorde kapitaalvernietiging.
5. Dit betoog slaagt niet.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is de beslissing van de raad over de toekomstige huisvesting van de gemeentelijke ondersteuning geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb omdat daarvoor geen publiekrechtelijke grondslag bestaat en het geen rechten of plichten schept voor derden. Omdat de beslissing niet een besluit in de zin van de Awb is, staan de in de Awb opgenomen mogelijkheden om bezwaar te maken en beroep in te stellen daartegen niet open. De door [appellant] geschetste nadelen van de beslissing kunnen derhalve niet door de rechter worden beoordeeld.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016
290.