201508311/1/A1.
Datum uitspraak: 26 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Medemblik,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2015 in zaak nr. 15/1547 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2014 heeft het college aan [partij], gevestigd te [plaats], een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen ten behoeve van het vervangen van zes windturbines aan de Parallelweg nabij nummer 1 te Abbekerk, gemeente Medemblik.
Bij besluit van 23 februari 2015 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Veltman, advocaat te Amersfoort, en H.J.C.M. Theeuwes, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Vriend, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd door mr. R.G.M. van Ekdom, advocaat te Amsterdam, en J.J. van der Werf, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het project voorziet in het vervangen van zes bestaande windturbines en de daarbij behorende fundering voor zes nieuwe windturbines van hetzelfde type. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" rust op de plaats waar de funderingen van de windturbines zijn voorzien de bestemming "Agrarisch" met de nadere aanduiding "windturbine". Het rotorblad van de derde windturbine bezien vanuit het zuiden is bij een bepaalde stand boven de bestemming "Leiding-Gas" voorzien.
2. [appellante] betoogt dat het college de omgevingsvergunning niet mocht verlenen en dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) haar betoog dat het bouwplan in strijd is met artikel 39, lid 39.1 en lid 39.2.1 van de planregels niet kan leiden tot vernietiging van het besluit van 23 februari 2015.
2.1. Ingevolge artikel 39, lid 39.1 van de planregels zijn de voor "Leiding-Gas" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
b. stroken ten behoeve van ondergrondse en bovengrondse leidingen en het onderhoud en het beheer daarvan;
met de daarbij behorende:
c. veiligheidszones;
d. andere bouwwerken.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding-Gas" voorrang krijgt.
Ingevolge lid 39.2.1 mogen in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen op of in deze gronden, geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Ingevolge lid 39.2.2 geldt voor het bouwen van andere bouwwerken dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
2.2. In het bestemmingsplan "Buitengebied" zijn met de nadere aanduiding binnen de bestemming "Agrarisch" de zes bestaande windturbines voorzien aan de Parallelweg nabij nummer 1 te Abbekerk. Het college heeft ter zitting van de Afdeling te kennen gegeven dat de te realiseren windturbines, waaronder begrepen de rotorbladen, zijn voorzien binnen deze aanduiding. Verder heeft het college verwezen naar de reactienota van 29 januari 2013 zoals opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied". In deze reactienota staat, in het kader van een door de N.V. Nederlandse Gasunie ten aanzien van deze locatie ingediende zienswijze, dat het bestemmingsplan de bestaande windturbines regelt en deze op de bestaande plek vastlegt. In de reactienota staat dat dit betekent dat de windturbines ook op dezelfde plek vervangen mogen worden, mits in dezelfde omvang. Daarnaast heeft het college ter zitting van de Afdeling toegelicht dat het bouwen boven de dubbelbestemming "Leiding-Gas" gelet op de tekst van lid 39.2.1 van de planregels niet in strijd is met het bestemmingsplan, nu met die bepaling slechts is beoogd het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming "op of in deze gronden" te verbieden. Daargelaten of met de tekst "op of in deze gronden" in zijn algemeenheid wordt geregeld dat bouwen boven de grond is toegestaan, is met de zinsnede "op of in deze gronden" in dit bestemmingsplan het bouwen van een windturbine boven deze dubbelbestemming bewust toegelaten. Gelet op het voorgaande is het bouwen van de windturbine niet in strijd met lid 39.2.1 omdat de as van de windturbine niet is gebouwd op de grond waar de dubbelbestemming is voorzien en het rotorblad is gebouwd boven deze dubbelbestemming. Gelet op het voorgaande is het college in het bij het besluit van 23 februari 2015 gehandhaafde besluit van 22 oktober 2014 naar het oordeel van de Afdeling terecht tot de conclusie gekomen dat het bouwen van de windturbines niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient het college uitsluitend te beoordelen of zich voor de omgevingsvergunning een van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet de omgevingsvergunning worden verleend. Dit betekent dat het college gehouden was de vergunning te verlenen. Gelet op het voorgaande behoeft het betoog van [appellante] over artikel 8:69a van de Awb geen bespreking.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Slump w.g. Vermeulen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2016
700.