ECLI:NL:RVS:2016:2868

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201508310/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing hoofdgebouw Eikenrode

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 september 2015, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de verbouwing van het hoofdgebouw van het landgoed Eikenrode werd afgewezen. De omgevingsvergunning, verleend op 2 december 2014, betreft de verbouwing van het hoofdgebouw op het perceel Nieuw-Loosdrechtsedrijk 21 te Loosdrecht in achttien zorgeenheden. De rechtbank oordeelde dat de vergunning onvolledig was, omdat deze alleen betrekking had op het hoofdgebouw en niet op het parkeren en het gebruik van de toegangsweg. De rechtbank concludeerde echter dat [appellante] geen inhoudelijke bezwaren had geuit tegen de komst van de zorgeenheden en dat haar vrees voor volbouw van het perceel ongegrond was. Hierdoor werd het gebrek in de vergunning gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat onduidelijk is of de verleende toestemming ook betrekking heeft op het perceel met kadastraal nummer C6249, dat grenst aan het landgoed maar niet in eigendom is van [partij]. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de vergunning enkel betrekking heeft op de verbouwing van het hoofdgebouw en het gebruik van de toegangsweg en het parkeren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de vergunning geen toestemming geeft voor de volbouw van het gehele landgoed. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

201508310/1/A1.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 september 2015 in zaak nr. 15/496 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2014 heeft het college aan [partij] een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het hoofdgebouw van het landgoed Eikenrode op het perceel Nieuw-Loosdrechtsedrijk 21 te Loosdrecht (hierna: het perceel) in achttien zorgeenheden.
Bij uitspraak van 25 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2016, waar [appellante], bijgestaan door mr. S. Oord, en het college, vertegenwoordigd door drs. D.W.L.J. Cramers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het gebruik van het hoofdgebouw voor zorgeenheden past niet binnen de op het perceel rustende bestemming. De verleende omgevingsvergunning voorziet om die reden onder meer in de toestemming voor het strijdig gebruik van het hoofdgebouw. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 2 december 2014 onvolledig is, omdat het alleen betrekking heeft op het strijdig gebruik van het hoofdgebouw en niet is beoordeeld of het parkeren bij en het gebruik van de toegangsweg naar het hoofdgebouw ook had moeten worden vergund. Volgens de rechtbank blijkt uit de aanvraag om omgevingsvergunning echter dat is bedoeld om toestemming te krijgen om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van het hoofdgebouw voor zorgeenheden inclusief het gebruik van de omliggende gronden om van en naar het hoofdgebouw te komen en om te parkeren. Volgens de rechtbank zijn er geen beletselen om de omgevingsvergunning te interpreteren alsof tevens een ontheffing is verleend voor het gebruik van de toegangsweg en het parkeren ten behoeve van de zorgeenheden en het gebruik van de tuin door de betrokkenen bij de zorgeenheden. Hierbij heeft de rechtbank onder meer van belang geacht dat [appellante] geen inhoudelijke bezwaren heeft geuit tegen de komst van de woonzorgeenheden, het parkeren ten behoeve daarvan of het gebruik van de toegangsweg of tuin door de bewoners van de zorgeenheden. Omdat de vrees van [appellante] dat het gehele perceel zou worden volgebouwd volgens de rechtbank niet gegrond is, heeft de rechtbank overwogen dat zij niet in haar belangen is geschaad door de onvolledigheid van het besluit van 2 december 2014 en heeft de rechtbank het door haar geconstateerde gebrek gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Beoordeling van het hoger beroep
2. [appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat onduidelijk is of de bij besluit van 2 december 2014 verleende toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan tevens betrekking heeft op het perceel met het kadastrale nummer C6249. Zij voert daartoe aan dat dit perceel wel grenst aan het landgoed, maar niet in eigendom is van [partij] en ook niet binnen de hekken van het landgoed valt. Op de kaart die deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning en waarop onder meer het 'besluitgebied' is gearceerd, is het perceel met nummer C6249 echter ook gearceerd, aldus [appellante].
2.1. Ter zitting van de rechtbank heeft [appellante] aangegeven dat zij vreest dat met de verleende omgevingsvergunning het gehele landgoed, inclusief het perceel met nummer C6249, kan worden volgebouwd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de verleende omgevingsvergunning daarvoor geen toestemming geeft. In de beantwoording van de zienswijzen die deel uitmaakt van het besluit van 2 december 2014 is opgenomen: "De aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft uitsluitend betrekking op de verbouw van het hoofdhuis van Landgoed Eikenrode. In de ruimtelijke onderbouwing van Haskoning wordt inderdaad het hele gebied geanalyseerd. Het is juist de taak van de stedenbouwkundige om de betreffende functiewijziging van het hoofdgebouw te beschouwen in de context van het hele landgoed. Dat wil niet zeggen dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning betrekking heeft op het hele park. De omschrijving op het aanvraagformulier omgevingsvergunning is bepalend. Voor een herstelplan van het park wordt een aparte aanvraag omgevingsvergunning ingediend. (…)." Gelet hierop geeft het besluit van 2 december 2014, zoals dat door de rechtbank in stand is gelaten, slechts toestemming voor de verbouw en het gebruik van het hoofdgebouw voor zorgeenheden en voorts voor het gebruik van de toegangsweg naar het hoofdgebouw en het parkeren daarbij. Voor het oordeel dat het besluit van 2 december 2014 onduidelijk is, bestaat dan ook geen aanleiding.
Het betoog faalt.
Conclusie
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. Duifhuizen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
724.